wat wezenloos naar de omstanders, die op het onverwachte woedende gebrul zijn kant uitkeken.
Een vreemde, alles overheerschende geluksaandoening, waarvoor het de moeite waard zou zijn geweest, zich een hand af te laten scheuren, doorstroomde zijn gansche wezen.
Op hetzelfde oogenblik, dat hij zijn hand aan den leeuw onttrok, had Grazia ze gegrepen en beschermend tegen haar kleine borst gedrukt, met een klein, krachteloos stemmetje uitroepend: ‘Ma lasci... laat dat toch!’
Die kreet zou hem zijn leven lang bij blijven - dat wist hij zeker.
Van nu aan zag hij alles nog slechts in een nevel. Hij zag hoe Mustapha zich verschrikt en met moeite schrap zette, daar zijn gansche kooi met hem door de lucht begon te zweven.
Hij hoorde het signaal van de boot; het dreunde verdoovend door zijn hoofd.
Hij drukte handen van mannen, die met de leeuwen mee wegvoeren naar de groote, nieuwe wereld over de zee, die Rambaldo wel nooit zien zou. Jeffries, Olavson, Saul... hij kreeg den eersten en laatsten handdruk van Saul en voelde zijn ring in het vleesch knellen, maar de pijn wekte hem niet uit zijn diepe verdooving.
De trossen werden losgegooid; de schroef wierp groenig schuimende wervelkolken op. Boven het gebrul der leeuwen en de angstige klacht van het slachtvee uit joelde het enthousiasme der Napolitanen; tot achter het ijzeren hek van de loods schreeuwden ze, bij duizenden. Ze hadden de leeuwen weken aaneen laten hongeren, na ze drie dagen lang met gaven verwend te hebben; ze hadden ze 's nachts in hun bed