gevallen waren en kisten die stonden opgestapeld, maar daarnaast, wat was dat?
De kleine bruine liet van schrik de lamp uit zijn bek vallen.
Zat daar een groot griezelig mens dat hen wou pakken?
De kleine bruine wilde gauw de lamp weer oppakken, maar de grote zwarte zei: ‘Niet doen’, en duwde de lamp weer onder de emmer.
‘Maar ik moet toch zien wat daar is’, zei de bruine.
‘Nee, zei de zwarte, het is vast iets griezeligs, je kan beter niet schijnen dan hoef je het ook niet te zien. En als je iets niet ziet, hoef je niet meer zo te geloven dat het er is. Trouwens als je niet schijnt ziet niemand ons ook zitten. Laten we doen alsof we er niet zijn!’
‘Je bent bang,’ zei de kleine bruine, ‘jij wilt jezelf voor de gek houden, door niet te kijken. En je wilt er niet zijn maar je bent er toch. Een lamp is om mee te schijnen. Ook als het niet leuk is wat je te zien krijgt’.
Zo nam die kleine bruine hond de lamp weer op en scheen.