| |
| |
| |
Hoofdstuk X
Over jong geluk
Mijn hoofd loopt om van de cadeaux en de feesten zoodat ik al in geen maanden mijn schrijftafel heb kunnen aanraken, waardoor de uitgever vanmorgen weer hysterisch van haast aan de telefoon hing voor het slot, dat ie al had moeten hebben, wat ik totaal vergeten was door de drukte, waarom hij voorstelde het nu maar verder te laten bederven door de juffrouw van het pseudoniem (tegen vergoeding), omdat dat mensch er bij het overtypen in het net tòch al van alles aan had veranderd, met massa's onnoodige punten en komma's, wat niet te controleeren valt, zoodat ze nu ook wel een eind zou weten te draaien aan mijn boek, waarvan ze in het geheim tegen iemand moet hebben gezegd dat 't leeg was, en zonder lijn, en intens misselijk, wat me absoluut niet schelen kan omdat ze een nul is.
Het voorstel van mijn uitgever om het slot aan haar over te laten was dus wel een beetje beleedigend voor mijn eer als kunstenares, wat ik hem telefonisch liet voelen, waarna hij meteen in z'n schulp kroop met het oog op Papa, die hem practisch financiert.
Après tout draai ik mijn hand er niet voor om, en ik zei dus achteloos dat ie 't morgenochtend zou hebben, zoodat ik nu, midden in de nacht, op mijn kamer zit om er een eind aan te maken.
| |
| |
Overdag werkt de sfeer niet mee voor het schrijven van een slot. Iedereen in huis is opgewonden, alles is versierd, tot zelfs in de logeerkamer staan bloemstukken en koffers, en 's morgens word ik gek van het schurende geluid van de knecht, die het parket poetst voor mijn trouwdag, want ik ben de bruid, welk einde - na alles - toch nog vrij plotseling is gekomen.
Ik had een en ander lang sleepende gehouden met Desmond omdat ik niet houd van een onbekookt huwelijk, tot hij - nu drie maanden geleden, bij het eind van hoofdstuk IX (dat eigenlijk nooit heelemaal àf is gekomen) - hard kloppend in mijn kamer stapte, waar de zon zeefde over het staal en de nikkelen stangen der stoelen.
Desmond mag me alleen maar sòms zoenen, omdat 't een feest voor hem moet blijven, en ook om het onhygiënische en 't lastige van alles over moeten doen met een lippenstift. Maar dìè morgen wilde hij niet eens; hij sloeg met z'n vuist op een tafeltje en riep me brutaalweg ter verantwoording over een platonische geschiedenis met de gezant van Haïtie, die z'n vrouw kwijt was omdat ie een foto van mij op z'n bureau had laten staan, waar zij, met haar zuidelijk temperament, onmiddellijk overspel uit afleidde, waarom ze zelf hals over kop was weggegaan met de jongste attaché, die door haar een gelukkig gezin achterliet en z'n heele positie, wat volgens Desmond allemaal de schuld was van die èène foto, die de gezant eigenlijk nog per vergissing had gekregen ook.
| |
| |
Desmond liep dus rond met massa's aren en vlammende oogen en riep aldoor maar dat ik niet geschikt was om nog langer alleen te blijven, dat ie tròùwen wou; waarop ik hem dan rustig mijn werk voorhield, en dat ie over de 200 was, tot ie weer begon over de foto, wat me zòò woedend maakte dat ik akelig werd en hij me met een zekere wroeging beloofde de gezant te zullen begraven, ‘....op èèn voorwaarde!’
‘Over drie maanden moet ik ergens naar toe’, zei ie. ‘Met een missie. Ik sta er op dat jij dan met me meegaat.’
Eèn oogenblik had ik een ontzettend vermoeden.
‘Als wàt?’ vroeg ik streng, maar hij keek verbaasd en zei ijskoud: ‘Als mijn vrouw natuurlijk’, wat ook eigenlijk nog al voor de hand lag. En Desmond met z'n eeuwige huwelijk hing me op dat moment zòò de keel uit, dat ik 't aannam om er af te zijn.
Tòch is er moreele dwang in het spel geweest, wat ik hem later dan ook verweten heb, wat hem heelemaal niet schelen kon omdat ie zijn zin had gekregen, dik en wel. En hij zei: ‘We gaan een groote toekomst tegemoet’, en dat ie over een half jaar gedelegeerd referendaris kon worden aan de Volkenbond (als die er over een half jaar tenminste nog wàs), en dat ie daarvoor alleen nog maar de voorspraak noodig had van een zekere Erich die en die, wat me een beetje verzoende met het huwelijk in kwestie, waarna mijn uitzet begon, en de tint van Betty en van Marietje Fonck, die hun taak zòò ernstig opvatten, dat ze speciaal | |
| |
veertien dagen naar Parijs zijn geweest voor de bruidsmeisjesjurken, die van turquoise voile linon zijn met mauve hoedjes.
En in de groote spiegelkast, tusschen vloe en lakens, hangt hij zèlf: mijn trouwjapon! Het valt me moeilijk onder woorden te brengen wat ik voel als ik hem zie. Ook zal ik de prijs niet noemen, omdat Mama het beter vindt die nog even weg te houden voor Papa tot het te laat is. Verder zal ik de oude kanten sluier gebruiken, die in vrouwelijke linie altijd overspringt van moeder op dochter.
De vier strooistertjes zullen bloemkranzen dragen (op hun hoofd), wat is uitgegaan van mijn bruidsjonkers, Fred Quall en van Ratburgh, die ook verder alles en scène hebben gezet, zooals de vondelingen, die uit dankbaarheid voor mijn geborduurde lakens, een cantate mogen zingen op het orgel. De goeie jongens hebben nog veel meer aardige dingen bedacht, hoewel ze alle twee feitelijk doodziek zijn in hun maag van het veertiendagenlang samen dineeren bij familie en vrienden.
Ikzelf denk bijna uitsluitend aan mijn kleeren, wat erg berustigend werkt. Ik ben nu zoover, dat ik me er niets meer van aantrek, ik bedoel van de toekomst. Ik heb zelfs kunnen lachen om de 24 malle gratenbordjes, die vandaag nog zijn nagekomen als attentie van ouwe nicht uit Zeist. De cadeaux vallen me trouwens allemaal langs mijn koude kleeren, hoewel het eigenaardig is om sommige menschen in dit verband ineens weer te zien opduiken met een aardigheid, zooals onze oude naaister met een geborduurd eiermand- | |
| |
je dat ik niet gebruiken kan, en de juffrouw van het theeagentuur met een heel klein azaleaatje, en oom Wladimir, die een naakte vrouw stuurde van een heel goeie Parijsche beeldhouwer, die we met veel moeite bij de douane moesten inklaren, en vooral de oude Gräfin von Krach, die na vier jaar ineens weer een levensteeken gaf door het sturen van een oud, schildpadden theelepeldoosje, wat ze eigenlijk nìèt had moeten doen omdat ze het in haar positie beter had kunnen verkòòpen. En Desmond trok allemaal rimpels en wilde haar ineens gaan opzoeken waar ik hem van terughield, en Papa dacht er over een chèque te sturen omdat ie een benauwd gevoel kreeg, wat ie echter nìèt deed daar ze alles tòch terug zou geven of klakkeloos storten in een goed doel, want de oude Gräfin von Krach is in weerwil van haar afkomst een heel rare snijboon, die indertijd, geruïneerd als een kerkrat, naar Holland is gekomen met een transport uitgehongerde Oostenrijksche schapen, die hier kwamen eten omdat er daar toen niets was. En nadat ze eenmaal in Holland was, werd ze ziek, en dat duurde jaren, en ze kon er niet meer uit, en ze wilde geen toelage aannemen en geen geld, en vooral Gravin Knal heeft veel last van haar gehad omdat ze haar niet in huis wilde laten logeeren en haar toch ook weer niet zoo kon laten loopen door een jeugdvriendschap en door haar geboorte,
waarom ze bedisselde haar om de beurt een dag bij iedereen te laten zijn voor haar voedsel, zoogenaamd als ‘gast’ (voor haar gevoelens), wat ik me nog heel goed her- | |
| |
inner als ze in haar eindelooze zwarte japon met gemaskeerde motgaten, en heelemaal grijs en dun en krom arriveerde, terwijl ze dwars door alles heen een air van grande dame bewaarde om van te huilen. Tot ze op een dag merkte, dat we haar niet voor ons pleizier ontvingen, waarna ze onmiddellijk verdween om op haar 65ste nog in betrekking te gaan, wat vreeselijk was voor Gravin Knal, die ontzettend geleden heeft door het denkbeeld dat een oud, adellijk iemand wèrkt, voor gèld.
Ze had toen natuurlijk zelf wel begrepen dat we haar liever niet meer ontmoetten, waarom ze totaal verdwenen was, tot ze het lepeldoosje stuurde op de vooravond van mijn receptie, waar 187 personen zijn geweest, die allemaal in de gang teekenden.
Er zitten nu, om op mezelf terug te komen, twee extra hulpen in de keuken, alles ter eere van mij. Alleen mademoiselle huilt omdat ze gedachtenassociaties heeft in verband met haar verloren tuinman; het is vreemd hoe weinig de eene vrouw gunt aan de andere. Overigens is alles zonneschijn, met uitzondering van strubbelingen in de bruidsploeg, waar Marietje Fonck en Betty moeilijkheden hebben om Fred Quall, terwijl van Ratburgh zich ergert aan een houterig strooistertje, wat ie weg moet houden omdat 't een kind is van Gravin Knal's zoon uit het Willemspark, die ontzien moet worden omdat ie de heele revue van gisteravond in elkaar heeft gezet, wat een groot succes voor 'm is geworden na 't diner, dat Gravin Knal ons aanbood in kasteel Oud Loenen, dat van boven heelemaal gerestaureerd is als | |
| |
hotel, terwijl de gewelven aan de onderkant een romantische noot leveren voor het geheel.
Dat was allemaal gisteren om deze tijd. Ik droeg geel met goud, en de tactische oude gastvrouw had alle kamers van Oud Loenen afgehuurd voor slaapplaats omdat de meeste menschen niet meer terug zouden komen, wat erg verstandig was omdat 't de heele nacht duurde, zoodat ik nu omval van de slaap en verlangen naar mijn bed, waar ik evenwel niet heenga voor ik klaar ben met schrijven, aangezien alles morgen naar de drukker moet omdat de uitgever op springen staat.
Ik schrijf dus, middenin de nacht, met een oranje kapje boven mijn hoofd. Wie durft nog te beweren dat onze stand parasiteert! De wereld is gòèd zoo. Zelfs ìk wèrk, half slapend, bij een klein, oranje lichtje, als een mijnarbeider in de schacht.
Het is benauwend zooals sommige dingen soms samenhangen, waarmee ik Oud Loenen bedoel, en een zware gang die ik daar hebt gemaakt.
Het sloeg zeven uur toen we gisteren aankwamen op 't kasteel, dat heelemaal versierd was met kandelabers en witte bloemen. Desmond en ik werden toegezongen en bestrooid en allerlei dingen meer tot we gingen eten in een historische zaal, waar Jacoba van Beieren vroeger altijd iemand ontmoette, en waar muziek speelde op een galerij, terwijl de wapperende kaarsen vielen over het kristal en de slierten groen langs de borden.
Er werd ontzettend getoast en gedanst tusschen de gangen door, en omstreeks de kaas werd Zusje | |
| |
Knal naar, en verdween in een oude boetecel, die gemoderniseerd was tot een rustig kamertje voor jassen, die daar hingen onder de hoede van een mager menschje in het zwart, een soort huishoudjuffrouw, die ik even later op haar rug zag passeeren met een stapel dekservetten.
En Desmond zei: ‘Liefste, ik ben nog nooit zòò gelukkig geweest’, en hij deed niets dan stralen, en mijn twee ouders keken aangedaan over de tafelversiering, en dan kwam er wèèr een toast en klinken en muziek in de hooge, steenen zaal van Jacoba van Beieren met de galerij; tot de halve tafel verdween om zich stilletjes te gaan verkleeden voor de revue, die begon met Amélie Knakkerman, die als fee, op vergulde sandalen over de planken zweefde met berijmde episoden uit ons leven, waarna de strooistertjes (begeleid door een onzichtbare pianojuffrouw achter een palm) zongen over liefde en rozen en de ongelukkigen waar ik altijd goed voor was geweest. Ook was er een veel te lange kabouter, en luitenant Knakkerman als agent, en drie gehuurde krachten met een jodelnummer over het bruidspaar, waarvan de bedoeling was dat iedereen 't meezong, wat niemand deed dan Desmond, die 't hoogste lied uitgalmde, wat hìj juist nìèt had moeten doen omdat 't over hemzèlf ging.
De Hollanders zijn een ellendig volk, ze zingen nooit refreinen mee omdat 't talhouten zijn, zelfs 't uitgelezen publiek in Oud Loenen bleef rustig omdat ze heelemaal niet inzagen dat de revue grappig bedoeld was, waarom jonker van Ratburgh (als con- | |
| |
férencier), met 't oog op een lossere stemming, tusschen twee groote scènes in, een gemeenschappelijke Sarabande voorstelde door de gangen van het kasteel met een viool en een harmonica voorop. Hij greep meteen mijn arm en samen gingen wij naar de deur, op de voet gevolgd door Desmond met de oude gravin en de rest twee aan twee op de maat van de muziek.
Een Sarabande kan heel interessant zijn. We kwamen door alle kamers, zelfs door die van de gérant, waar een dikke dame in een donkerblauwe peignoir de krant las naast een mand met een poes. We kwamen door 't jassenkamertje, waar we nog net de schim van de oude huishoudjuffrouw zagen verdwijnen in een spleet. Toen naar de keukens en de waschhokken. We passeerden door nauwe gangetjes waar we niet gearmd in konden, we slierten langs diensttrappetjes met de harmonica en de viool als een tam tam in de voorhoede. Eindelijk gingen we de diepte in over een steenen draaitrap, naar de gewelven.
Een paar obers met zaklantarens sloten zich aan. Een muffe lucht sloeg ons tegemoet uit de duisternis vòòr ons, maar we hieven onze sleepen op en gingen lachend verder. Het licht schoot over schimmelplekken en vochtige straaltjes. De muren en de zolder waren overal vlakbij, en in alle hoeken zaten spinnewebben en vieze dingen.
‘Dit gaat buiten het hotel om’, zeiën de obers bij wijze van verontschuldiging voor een langsschietende muis.
Toen viel de stoet min of meer uit elkaar. Des- | |
| |
mond bracht Gravin Knal naar boven langs een wenteltrap, de muziek speelde een wals in de aardappelkelder, terwijl wij zorgeloos weg zwierden door de donkere gangen. En een van de obers, een lange blonde met een bril, gaf z'n lantaren aan van Ratburgh en bleef zelf zoolang op ons wachten in een pikzwart portaaltje, waar we hem vergaten omdat we allemaal op ons eigen houtje langs verschillende wegen naar boven dansten, wat heel romantisch was door al de kronkelgangen. En van Ratburgh en ik kwamen aan 't eind van een trappetje uit bij de kier van de achterdeur van het jassenkamertje, van waaruit een lichtstreep viel op de muur.
Achter de deur waren stemmen bezig. Ik weet zelf niet waarom ik van Ratburgh ineens sissend terug duwde en op mijn teenen naar de kier liep om te kijken.
In het jassenkamertje zat de oude huishoudjuffrouw met haar zwarte rug als een hoepel naar ons toe op een stoel.
Ze praatte, Duitsch.... Toen ineens, tot mijn groote verwondering, herkende ik de stem en gaf van Ratburgh, die op z'n knieën voor het sleutelgat lag, een duw.
‘Damals.... Damals in Wien....’.
Het was de oude Gräfin von Krach van het lepeldoosje! Schaamteloos afgedaald tot het peil van huishoudjuffrouw in een hotel!
‘Damals.... Das war ganz etwas anderes. Maar de menschen hier zijn heel goed voor me. Ik heb mijn eigen kamer, met een stopcontact.’
| |
| |
Toen snoof de tweede stem en begon te spreken, en tot mijn ergernis herkende ik Desmond.
‘Ik ben heel blij, dat ik U weer ontmoet heb’, zei ie. ‘Zoo geheel toevallig’, en zij zei, dat 't anders in haar bedoeling had gelegen zich heelemaal weg te houden met 't oog op onze gevoelens, die ze kende, waar Desmond overheen stapte om met een boog terecht te komen op Weenen en op de bewuste Erich die en die, die daar woonde.
Ze kende hem natuurlijk, ze kende iedereen in Weenen, waar ze vroeger een leidende societyfiguur was geweest.
‘Hij was een goeie vriend van mijn man’, zei ze. ‘Hij stuurt me nog altijd alle portretten van z'n kleinkinderen. So ganz entzückend...,’, toen scheen ze zich ineens weer haar dienstbaarheid bewust te worden en ze vroeg of Desmond misschien voor z'n jas naar het kamertje was gekomen, of voor een glas water. Maar Desmond had niets noodig; hij zei dat ie vervelend was van al de feesten, dat ie er genoeg van had, en dat ie even voor verademing in het jassenkamertje was gekomen, waar hij hààr vond, tot zijn groote vreugde(!)
De oude Gräfin schudde glimlachend haar hoofd, wat ik kon zien door de opening, en ze zei dat z'n vader net zoo was geweest, dat die wel van vroolijkheid hield maar niet van feesten, dat ze hem voor 't laatst ontmoet had in Rome, bij een officieele thee, waar ie op 't balcon in slaap was gevallen in de zon.
Zoo kwam van 't een 't ander. De oude vrouw liet zich meesleepen door haar gevoelens. Ze stond | |
| |
op naast de tafel met hoeden en vroeg waarom iedereen altijd alles deed wat ie niet wilde, net of Desmond dat wist.
Ze zei: ‘De menschen zijn vreemd’, en Desmond zei: ‘Sommige menschen’, en zij zei: ‘De mééste menschen. Ze spelen allemaal een rol, en iedere rol is een hoofdrol, volgens hun....’
Enfin, ze ratelde door met gesticuleerende handen; tenlaatste kwam ze terecht op de maatschappij. ‘Het is ellendig,’ zei ze, ‘om oud te zijn en te zien dat alles verkeerd is geweest. We zouden eigenlijk weer heelemaal van voren af aan moeten beginnen, maar dat kunnen we niet, daarvoor zijn we te oud, Als ik maar een glimpje licht zag, als ik het nog maar mee mocht maken dat we de weg vinden, die leidt naar een betere wereld. Maar om die weg te vinden hebben we elkaar allemaal noodig. Iedereen heeft iedereen noodig. We hebben altijd gedacht dat we het alleen wel zouden kunnen.... We zien niet wat er naast ons opkomt en groeit, heel teere plantjes, struiken en bloemen en jonge boomen. We stormen als een kudde olifanten door een korenland’.
Desmond kon haar al lang niet meer volgen en liep ongedurig heen en weer tusschen de jassen en de deur.
‘Dat is niet waar’, zei hij met 't oog op de olifanten.
Ze hoorde hem niet eens, ze vergat hem, en Oud Loenen en iedereen.
‘....als giraffen’, zei ze. ‘Ze eten de groene blaadjes van de hoogste takken, en ondertusschen | |
| |
trappen ze met hun pooten de heele omgeving plat, en tenslotte kun je dat zulke beesten niet eens kwalijk nemen omdat hun kop zoo ontzettend ver wèg is van hun pooten....’
Volslagen waanzin!
Ook Desmond had er blijkbaar genoeg van. Hij kuste haar hand en zei dat ie weg moest, dat ik haar zeker ook graag nog even persoonlijk wilde komen bedanken voor die ongelukkige lepeldoos, of dat kòn, dat ie me zou halen. En zij zei dat ze nu naar haar kamer ging, op de vierde etage, dat ze eerst nog een uur las voor ze sliep, dat ik welkom was. (Allicht!) Toen verdwenen ze tegelijk, en van Ratburgh en ik ontvluchtten, en toen ik even later weer naast Desmond zat in de versierde zaal, greep hij mijn hand en zei zacht: ‘Liefste, als je wilt dat ik carrière maak, moet je nu wat voor me doen’, en ik zag mezelf al intrigeeren in de politiek met ministers en aan het hof, en ik vroeg: ‘Waar moet ik heen?’, en hij zei: ‘Je moet naar de vierde étage, naar de Gräfin von Krach, om een introductie voor Erich die en die, die haar nog steeds de portretten van zijn kleinkinderen stuurt, so ganz entzückend....’
Ik bèn gegaan, maar 't was een zware gang. En 't bleek achteraf niet eens nòòdig te zijn geweest, omdat ze een week geleden al uit zichzelf aan Erich die en die had geschreven, over mij en Desmond en de gedelegeerde referendaris, zoodat we nu met het volste vertrouwen onze toekomst afwachten.
Het verdere feest is heel goed verloopen, en ein- | |
| |
digde om vijf uur op imposante wijze met het volkslied.
De blonde ober met de bril hebben we totaal in het keldergewelf vergeten, wat vanmorgen gelukkig uitkwam, door z'n vrouw, die naar hem informeerde.
- - - - - - - - - - - - - - - -
Ik heb slaap, maar toch sta ik er op te zeggen dat ik gelukkig ben. Eindelijk zal ik voor goed mijn rug toekeeren aan dit benepen landje, waar de groote geesten stikken. In een wereldstad komt iemand van mijn formaat pas tot ontplooiïng. Zelfs de bedelaars in Parijs en Londen zijn hèèren. De breede geste!
En wat de politiek betreft, ik zal - via mijn man - het lot van Europa regelen voor ons eigen bestwil.
Onward Christian Soldiers!
Over drie dagen zal ik voortschrijden, aan de zijde van Desmond, op de tonen van Mendelssohn, door het schip van de kerk met al de kijkers, met gebogen hoofd en sleepende sluier, naar het altaar.... |
|