Paul Breulese aan Antoine Verdongen
Antoine!!!
Je brief is het merkwaardigste mengsel van rondheid, eenvoud, levensvreugde en schijnheiligheid, dat me ooit onder de ogen is gekomen. Maar zo bén je niet. Geschriften van lui tonen die lui niet altijd in hun ware gedaante. Vandaar ook, dat ik me over Smallandt geen zorgen maak. Inderdaad heb ik nog nooit iets van hem gelezen, maar daarom kan het best een geschikte vent zijn, en die stunt met die bouvier pleit toch voor hem, op dat idee waren wij met z'n beiden zeker nooit gekomen. Pleit óok, zou ik zeggen, voor z'n serieuze bedoelingen met Titia, maar dat kan me verder geen fluit schelen. ‘Wij zijn oud en wijs genoeg.’ Trouwt hij met haar, dan is het goed; anders zeg ik: ze moet er toch éens doorheen, dat is nu eenmaal de bestemming van iedere vrouw, zelfs van de jouwe.
Ik denk er niet over hier langer te blijven dan een week. Dan is mijn geld finaal op en moet ik weer aan het werk, en ook Anny rekent daarop. Overigens schijnt het met die Botticelli nogal los te lopen. Titia schreef mij daar een paar dagen geleden over, maar ik doe zoiets nooit meer, dat heb ik me heilig voorgenomen! Als ze met Smallandt trouwt, kom ik op de bruiloft, al was het maar om jou te beletten op handen en voeten te gaan lopen om knarretjes te gaan zoeken onder de tafel.
Het is helemaal niet nodig, dat ik Anny geld stuur; ze weet precies hoe lang ik wegblijf, en ze heeft een baantje, al verzuimt ze veel. Over een week zal het dus niet meer nodig zijn, dat ze zo vaak op je atelier komt uithuilen, al of niet met geld op zak. Pernod heb ik hier niet gedronken, maar ik vond het verdomd aardig van je mij dat spul aan te bieden! Als het eenmaal zo ver is, kunnen we Smallandt misschien wat geld aflenen, op gezette tijden.
De moeite, die je je i.z. de eer van mijn enige zuster gegeven hebt,