| |
| |
| |
Verantwoording van de tekst
Voor de algemeenheden over de verzorging en de verantwoording van de tekst moge worden verwezen naar deel 3, blz. 705-706.
| |
Over Kunst en Mystiek
Blz. 21 reg. 5 v.b. ‘deze uitgave’: nl. ‘Over de nieuwe Kunst. Vier Lezingen’, Uitgave van den Nieuwen Kring, Amsterdam 1917.
| |
Tot het nieuwe Leven
Vrij schoon, maar slordig met potlood verbeterd ms. Op bladzij 1 staat bovenaan: ‘door Verwey geweigerd’. Uit potloodkrabbels op de achterkant van het laatste blad is te ontcijferen, dat het stuk in De Beweging ‘geen plaats vermocht te krijgen’.
Blz. 39 reg. 10 v.o. ‘waarop de mensheid’: tussen ‘waarop’ en ‘de’ is in ms een onleesbaar woordje toegevoegd.
| |
Léon Bloy
Zeer slordig, met vele wijzigingen doorspekt ms.
Blz. 89 reg. 10 v.b. ‘in Le Salut par les Juifs zou hij’; ms ‘later zou hij in Le Salut par les Juifs’ maar ‘later zou hij’ is doorgehaald. |
Blz. 90 reg. 4 v.o. ‘voor Christus’; hierna een toevoeging in potlood: ‘In(?) alles dan (?) wil om zijn lijden te verlichten,’. |
Blz. 91 reg. 2 v.o. ‘wat ware het’: in ms doorgehaald en door onleesbaar woord vervangen. |
Blz. 92 reg. 2 v.b. ‘schuldeloos’: hierna in ms een latere toevoeging: ‘En deze bepaling menschelijker bepalingen’. |
Blz. 93 reg. 11 v.b. ‘brutaalste negatie’: in ms boven ‘negatie’: ‘smartelijkste bevestiging’. |
Blz. 93 reg. 16 v.b. ‘in Lucas 14: 33’: ms ‘in...’ |
Blz. 93 reg. 13 v.o. ‘van een gans leven’: ms ‘een gans leven’. |
Blz. 94 reg. 13 v.b. ‘die herstel’: ms ‘dat herstel’. |
Blz. 95 vlg.: van de hier volgende citaten geeft het ms telkens alleen de begin- en eindwoorden. |
| |
| |
Blz. 102 reg. 2 v.o. ‘vertegenwoordigers’: in ms doorgehaald en door onleesbare woorden vervangen. |
Blz. 104 reg. 10 v.b. ‘te doen is geweest’: ms ‘te doen geweest’. |
Blz. 104 reg. 15 v.o. ‘een Hollandse polder’: ms ‘een Hollandsche’. Zie blz. 110 reg. 6 v.o. |
Blz. 106 reg. 1 v.b. ‘die wij nodig hebben’: ms ‘dat wij nodig hebben’. |
Blz. 106 reg. 6 v.b. ‘Een belangrijke vraag blijft ons over’: oudere lezing; de nieuwe is onzeker. |
Blz. 106 reg. 17 v.o. ‘als naderend’: ms ‘allen’ of ‘alles naderend’. |
Blz. 107 reg. 5 v.b. ‘de ondergang van het katholicisme die’: ms ‘de ondergang van het katholicisme dat’. |
Blz. 107 reg. 3 v.o. ‘hervorming verwaarloosde’: tussen beide woorden is met potlood een niet ontcijferd zindeel toegevoegd. |
Blz. 108 reg. 13 v.o. ‘Met een naderen van die gemeenschap’: oudere lezing; de nieuwe is onzeker. |
| |
De Poëzie der Gemeenschap
Schoon manuscript, met enige latere correcties in potlood.
Blz. 137 reg. 15 v.o. ‘B. In het Individualisme’: door de passus die met deze woorden begint en ongeveer tot die welke begint met ‘Onder het ik’ is in ms ruwweg een potloodkruis getrokken. |
Blz. 137 reg. 2 v.o. ‘oorzakelijke’: in ms ruwweg met potlood doorgehaald. |
Blz. 140 reg. 15 v.b. ‘het bepaalt het karakter zozeer’: het ms heeft in eerste lezing ‘bepaalt het karakter zoo zeer’, in tweede lezing ‘het karakter zoo zeer bepaalt’. |
Blz. 141 reg. 7 v.o. ‘daarna zijn neergaande’: ms ‘daarna in zijn neergaande’. |
Blz. 144 reg. 14 v.b. ‘als het ware’: ms ‘als ware’. |
Blz. 173 reg. 15 v.b. ‘stadium waarin het, juist’: ms ‘stadium waarin, juist’. |
| |
Albert Verwey
De spelling van de citaten uit Verwey's gedichten is hier aangepast volgens het door Van Eyck uitgegeven ‘Oorspronkelijk Dichtwerk’, Amsterdam-Santpoort 1938.
| |
| |
Blz. 256 reg. 8 v.b. en blz. 275 reg. 5 v.o.: het in het vooruitzicht gestelde ‘tweede artikel’ is niet verschenen. |
Blz. 266 reg. 10 en vlg. v.o.: op de kant heeft v. E. de namen genoteerd van de dichters voor wie deze karakteristieken gelden: Kloos (‘Hij verhevigt of verstilt...’), Gorter (‘Hij verrukt ons...’), Leopold (‘Hij trekt ons binnen...’), H. Holst (‘Hij jaagt de gloed...’), Boutens (‘Hij ontvoert ons...’), A. van der Leeuw (‘Hij leidt ons binnen...’), Gossaert (‘Hij verbergt in gestalten...’), Roland Holst (‘Hij zuigt ons op...’), Bloem (‘Hij geniet...’). |
| |
M. Nijhoff
Vooraan op het excerpt uit het Gidsnummer met deze bijdrage staat in Van Eycks ouderdomshandschrift een inhoudsopgave van wat als een afzonderlijke publikatie naar aanleiding van Nijhoffs overlijden bedoeld had kunnen zijn:
‘1. Kind en Knaap (cursijf) 2. Over Vormen (romein) 3. Uit Voorbereiding (cursijf) 4. De Vliegende Hollander (romein) 5. De Verschijning (cursijf)’.
Op de kant staat bij ‘Kind en Knaap’: ‘W.i.h.K. XIII, I. 1’ (= Wereld-in-het-Klein), bij ‘De Verschijning’: ‘W.i.h.K. XIII, 1, 2’. Dit slaat op gedichten uit de ontworpen bundel, waarover in de verantwoording van deel 2, blz. 503, een en ander is gezegd. Met ‘Over Vormen’ is de hier afgedrukte kroniek, met ‘De Vliegende Hollander’ een bespreking uit ‘Leiding’ bedoeld. Deze beide artikelen hebben, in hetzelfde handschrift, typografische aanwijzingen en een aantal correcties, hoofdzakelijk in spelling en interpunctie.
Blz. 382 reg. 19 v.b. ‘bij hem de vergeestelijking’: in het evengenoemde excerpt veranderd in ‘en bij hem dus de vergeestelijking’, wat zonder wijziging van het voorafgaande geen bevredigende lezing oplevert.
| |
‘De Gids’ en onze dichterlijke beweging
Blz. 29 reg. 1 v.b. ‘Uw stukje over mijn conflict’: zie P.N. van Eyck, ‘De redactie van De Gids en haar criticus voor poëzie’ in ‘De witte Mier’ 1925, blz. 313-336, en (H. Marsman), ‘Marginalia: De onberijmde ruzie’ in ‘De vrije Bladen’ 1925, blz. 342-343.
| |
| |
Uit de Witte-Mierpublikatie blijkt, dat Van Eyck, die in september 1923 was uitgenodigd om als poëziecriticus in ‘De Gids’ op te treden, in mei 1925 werd ontslagen omdat zijn kronieken de overeengekomen omvang en hoeveelheid zouden hebben overschreden en omdat ze geen werkelijke kronieken maar ‘verhandelingen’ zouden zijn geweest. Van Eyck weerlegde in een brief aan de redactie en in de met die brief gepubliceerde commentaar deze motieven, waarvan hij bovendien betoogde, dat het eigenlijk maar nevenmotieven waren. Als werkelijke beweegreden voor de bedanking zag hij, dat de redactie het met de geest van zijn bijdragen niet eens was. Behalve het optreden van Prof. Dr. H.T. Colenbrander, secretaris der redactie, bracht Van Eyck in ‘De witte Mier’ ook de redacteur A. Roland Holst in het geding.
Voor een goed begrip volge hier het stukje van Marsman:
‘De verwikkelde oneenigheid tusschen de Redactie van De Gids en haar criticus P.N. van Eyck blijve hier, als zoodanig, rusten. Het uitvoerige materiaal, dat De Witte Mier van Sept. over deze quaestie verschaft, is nochtans niet in staat ons een der beide partijen volkomen in het gelijk te doen stellen. Maar wel moeten wij het staken van V.E.'s critische werkzaamheid bizonder betreuren. Men kan natuurlijk tegen deze kritieken aanvoeren, dat zij niet, of dikwijls niet duidelijk, een aesthetische waardebepaling gaven: dat zij te vaak, langs uiterst moeizaam-philosophischen omweg tot psychologisch verheldren van den betrokken dichter geraakten; dat zij de a.h.w. hierarchisch-plastische eischen eener critiek soms veronachtzaamden, maar men kan nooit ontkennen, dat zij met de uiterste toewijding, met volkomen onpartijdigheid, met diep-gravend begrip zijn geschreven. In de moeizaamste dezer opstellen waren plotselinge openbaringen te vinden, laatste waarheden, inderdaad; en sommige ervan beantwoorden aan alle eischen, en aan alle gelijk'lijk, die men aan critiek kan en mag stellen. De studie over Hendrik de Vries, die V.E.'s Gids-werkzaamheden besloot (Sept.), is van zulke critiek een volledig en prachtig voorbeeld.’ Op de open brief reageerde Marsman nog met een beschouwing ‘De Gids en onze dichterlijke beweging. Antwoord aan mr. P.N. van Eyck’ in ‘De vrije Bladen’, 1926, blz. 57-60.
Blz. 483 reg. 14 v.o. ‘de kinderachtige weigering om een fout te erkennen’: Van Eyck doelt hier op een aangelegenheid die in
|
| |
| |
het conflict een rol heeft gespeeld en waarover hij ook in ‘De witte Mier’ had geschreven. Eind december 1925 had hij ‘een aantal bij elkander horende gedichten’ ter plaatsing aangeboden. Tegen een deel daarvan had A. Roland Holst bezwaar gemaakt. Na overleg werd de reeks niettemin, enige maanden later, in haar geheel geplaatst. Inmiddels had Roland Holst voorgesteld, verzen van de poëziecriticus onbeoordeeld te plaatsen. De redactie deed alsof dit voorstel van Van Eyck zelf uitging en berichtte hem, ‘in scherp geformuleerde bewoordingen’, dat zij het afwees. Van Eyck verzocht de redactie de onjuistheid van haar onderstelling te constateren. Daarop werd niet ingegaan. |
Blz. 485, reg. 10 v.o.: ‘Niet in de twaalfde, maar in de elfde aflevering’: nl. H. Marsman, ‘Thesen’ in ‘De vrije Bladen’, 1925, blz. 290, waar een korte kenschets gegeven werd van Nijhoffs en Costers critiek. |
Blz. 486, reg. 4 v.b.: ‘Wat is op blz. 341 de zin van’: cfr Marsman, ‘Marginalia’ in ‘De vrije Bladen’, 1925, blz. 341: ‘Als men Nijhoff den besten puur-aesthetischen criticus acht, en Van Eyck den besten philosophischen (wie zegt daar: puur onaesthetischen?) dan moet men al spoedig daarna Verhoeven, na Coster, éen der beste psychologische noemen’. |
Blz. 488, reg. 12 v.o.: ‘zo schreeft gij verleden jaar in dit tijdschrift’: cfr. H. Marsman, ‘De Positie van den jongen Hollandschen schrijver’ in ‘De vrije Bladen’, 1925, blz. 1. |
Blz. 488 reg. 5 v.o. ‘Opperste en soevereine functie’: vgl. dit deel blz. 381. De enigszins afwijkende lezing waarin V.E. zijn eigen tekst aanhaalt, is hier opzettelijk behouden. |
| |
J.H. Leopold
Blz. 526 reg. 1 v.b. ‘M. Nijhoffs aanval... en het twistgeschrijf’: Het artikel van M. Nijhoff uit het Letterkundig Bijblad van de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 23 oktober 1926 is nu herdrukt in Verzameld Werk II (Amsterdam - Den Haag 1961). In de N.R.C. van 30 oktober, 6, 13, 20 en 27 november en 11 december 1926 volgde daarop het ‘twistgeschrijf’ tussen W.L. Brusse en Nijhoff, aldus Gerrit Borgers, de tekstverzorger van Nijhoffs Verzameld Werk II. |
Blz. 539 reg. 7 v.o. ‘wanneer hij in Kinderpartij’: om een lopende
|
| |
| |
zin te krijgen zou hier iets gelezen moeten worden als ‘wanneer hij ziet hoe in Kinderpartij’. In ‘Groot-Nederland’ begint na ‘wanneer hij’ een nieuwe bladzij. Het is niet ondenkbaar, dat bij deze overgang een paar woorden zijn uitgevallen. |
Blz. 562 reg. 10 en 12 v.b. ‘De beschouwing..., de beschouwing’: legger ‘In de beschouwing..., in de beschouwing’. |
Blz. 569 reg. 6 en 8 v.b. ‘Naar ik... meen te kunnen’: legger ‘Naar ik... meen ik te kunnen’. |
Blz. 577 reg. 5 v.o. ‘Als Voor 5 December’: legger ‘Als in Voor 5 December’. |
| |
Idee en Wil
De hier gevolgde tekst van het afzonderlijke uitgaafje, dat in 1944 (wegens de oorlog geantedateerd 1940) in een oplaag van 140 exemplaren bij A.A.M. Stols verscheen, is een verbeterde lezing van de ‘Rede over Albert Verwey’ uit ‘Bibliotheekgids’ 1 februari 1925. Achteraan in het boekje staat nog de volgende aantekening:
‘Op 14 januari 1925, bij gelegenheid van Verwey's intrede als hoogleraar in de Nederlandse Letterkunde te Leiden, richtte Geerten Gossaert te zijner eer in Huize Voorhout te 's Gravenhage een festijn aan, waar, behalve de dichter en zijn gezin, met enkele familieleden en oude vrienden, een groot deel van de medewerkers aan De Beweging, zo van de vroegsten als van de lateren, tezamen kwamen. Het voorafgaande is de rede, op verzoek van Gossaert aan dat feestmaal door mij uitgesproken.’
| |
Jacob Israel de Haan
Niet persklaar manuscript. Rechts boven de eerste bladzij staat ‘Onvoltooide studie over J.I. 1925’, links boven, in een later handschrift ‘Voor Nijhoff’ d.w.z. ‘voor de studie over Nijhoff te plaatsen’ of ‘geschreven’.
Blz. 618 reg. 11 v.o. ‘ervaren’: in ms geschrapt. |
Blz. 622 reg. 17 v.b. ‘de vrome vrede’: ms ‘de vrome’. |
Blz. 624 reg. 1 v.b. ‘de eeuwige strijd’; ms ‘de (doorgehaald woord) van de eeuwige strijd’. |
Blz. 624 reg. 15 v.b. ‘En zijn beelden’; ms ‘In zijn beelden’. |
Blz. 624 reg. 10 v.o. ‘deze... reddingsmogelijkheid’; ms ‘dat... reddingsmogelijkheid’. |
| |
| |
Blz. 631 reg. 12 v.o. ‘behalve deze’: ms ‘behalve door deze’. |
Blz. 634 reg. 5 v.o. ‘Op slechts een ding...’: deze hele zin in ms slechts bij benadering te ontcijferen. |
Blz. 637 reg. 1 v.o.: ‘de schoonste zijn’: ms ‘schoonste zijn’. |
Blz. 638 reg. 2 v.b.: ‘beschreven wordt’: voor ‘wordt’ in ms misschien ‘had’. |
Blz. 638 reg. 13 v.b. ‘zo schendt, voor zover’: ms ‘zo schendt de’, daarop doorgehaalde passus waarboven het zindeel ‘voor zover...’ |
Blz. 638 reg. 14 v.b. ‘die klaarblijkelijk’: ms ‘in die klaarblijkelijk’. |
Blz. 641 reg. 7 v.b. ‘het inzicht dat het’: ms ‘het inzicht het’. |
|
|