Verzameld werk. Deel 2(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 473] [p. 473] De Brief Steeds, naar dit leven vordert, - leven, rijk Aan liefde en schoonheid - strenger eenzaamheid: Voor ijdele zorgen en onvruchtbre strijd Veilige toevlucht, buiten elks bereik. Toevlucht niet enkel, want een zielsvorm wast Dóor haar en ín haar, waar ik rust in vind, Groeien en werken kan, - die stil-gezind Zacht zingend door de sombere chaos tast. De zachte stem drong door tot een, mij lief En vreemd: mijn bloed, - en jong. Eén ogenblik Voelde hij 't Ieven^ 't al, zich zelf als ik, En schreef het. Ik gedenk de kostbre brief. Een diep geluk is tussen ons gerijpt: Droomloos, in glans van vrede, de ogen toe, Voel ik, door 't innigst van mijn wezen, hoe Mijn kind, mijn zoon, mij liefheeft en begrijpt. - Vreemd hij, - ik eenzaam, toch. En hoe zal 't zijn, Nadat het eenmaal (snel, zo 't móet!) verging? Mijn vast bezit de eígen herinnering: Wat hém ontslipt is, blijft voor altijd mijn. Vorige Volgende