De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Aart van der Leeuw
(1973)–P.N. van Eyck, Aart van der Leeuw– Auteursrechtelijk beschermdE 14papier zonder gedrukt briefhoofd
14 Juni '28
Beste van der Leeuw ScheppGa naar voetnoot319 schrijft mij vanuit Bergen, Noorwegen, dat je de ƒ1000 prijs van de Maatschappij voor Ned. Lett. gekregen hebt, naar aanleiding van Het Aardsche Paradijs.Ga naar voetnoot320 Ik had het in de krant, die ik slecht lees, niet gezien, maar | |
[pagina 133]
| |
haast mij nu om je met dat ongetwijfeld zeer welkome eiernestje - zooals de Engelschen zeggen zouden - van harte geluk te wenschen. Ik hoop dat je er weer een mooie reis van zult gaan maken, nu of later. Kom je niet eens naar Engeland: een prachtig land, - of Ierland? Het deed mij erg veel pleizier dat die ƒ1000 ditmaal eens naar jou is komen toerollen, of liever fladderen, en Schepp die in de commissie zat, schreef mij dat het hem persoonlijk zooveel genoegen deed ten behoeve van een der oude Beweging-makkers aan deze belooning te hebben kunnen meewerken. Jammer, dat zij Het Aardsche Paradijs en Ik en mijn Speelman, poezie en proza, niet [in] één besluit hebben samengevat, maar het was het jaar van de poezie, meen ik. En hoe gaat het? Wacht niet zoo lang met schrijven, zei je in je laatste brief, en ik had het stevige (ach! stevige!)Ga naar voetnoot321 voornemen, om spoedig te schrijven. Zelfs nu is het nog betrekkelijk spoedig, maar er is dan ook een feitelijke aanleiding. Schrijf mij eens, waarmee je bezig bent: wat wij van je te verwachten hebben. Waarom denk je dat ik mijn studie over jouw werk zou opgeven? Alleen zal ik er niet toe komen vóór Roland Holst af is, en ook de Haan ligt nog half voltooid,Ga naar voetnoot322 sinds een paar jaar. Eigenlijk heb ik een eigen tijdschrift noodig. Dat is de beste prikkel tot een geregelde productie, voor iemand die de neiging heeft, om het altijd nog weer dieper en verder te zoeken en dus, daar alles samenhangt, eigenlijk altijd de gedachte heeft van voor schrijven nooit klaar te zijn. De laatste weken heb ik mij weer uitsluitend aan HölderlinGa naar voetnoot323 overgegeven, waarbij zijn Philosophische Fragmenten voor mij gelicht hebben, en veel in zijn brieven, alles in een dieper verstaan en genieten van mensch en poezie resulteerend. Hij is een wonderbaarlijk dichter geweest, en hoe hebben de menschen zich wat hem betreft, vergist! Je kent zijn latere hymnen, de rijmlooze, bedoel ik? De groote 6-deelige editie van Hellingrath-PigenotGa naar voetnoot324 is een onuitputtelijke schat van teksten en gegevens | |
[pagina 134]
| |
en ook Pigenots boekje over HölderlinGa naar voetnoot325 is bijzonder instructief en, zooals het heet, ‘anregend’. Ja, en zoo zou ik van Hölderlin van zelf op Pindaros en de tragici komen. Verder verscheen een commentaar van 600 fijn bedrukte groote bladzijden (Engelsch) over Platoons Timaios,Ga naar voetnoot326 en - wonderlijk genoeg, zul je denken - dat boek ligt mij van de tafel even verleidelijk toe te lonken, als de altijd gedroomde en nooit bezeten schoone, van haar uit een brandende verbeelding omhoog getooverde liefdesponde, dezulken onzer moderne dichters, voor wie de poezie slechts een succédané voor in de werkelijkheid nooit gesmaakte geneuchten is. De laatste definitie is van Jacques, die nu misschien de kale einder van De Lemmer met andere droomen drapeeren zal! Maar alle scherts op een stokje. Schrijf mij eens gauw. Misschien is een spoedige brief de val, waarin je een van de papieren ratten vangt, die hier in Golders Green even zeldzaam zijn als de echte talrijk. Hart. gr. van beiden aan beiden
je vanEyck |
|