De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |
399. Albert Verwey aan P.N. van Eyck, 18 februari 1919Noordwijk/zee 18 feb i 19
Beste Van Eyck, Je begrijpt dat ik niet het eerst naar de boeken gekeken heb, maar of er een brief bij was. Ik heb de drie zijdjes dadelijk gelezen en ze als een instantané van jezelf in me opgenomen. Zoo! en zoo ben je dus nu! En je bent me niet tegengevallen. Papierarbeider - heu! Maar toch een jaar waarvan je geen spijt zult hebben. Geen tijd voor letterkundig werk; maar toch zeker dat je zoo doen moet als je doet, dat leven vóór schrijven gaat. Je kijkt uit naar wat anders. Natuurlijk, dat doe je altijd. Zul je ook altijd doen. Niet kwaad dat iemand die de lucht in wil een touwtje heeft aan het betrekkelijke... Voortreffelijk; alle vliegers gaat het zoo. Ten overvloede nog tijd en aisance om me ten eten te vragen; wat, vooral in deze tijd, heel wat zeggen wil. Er komt bij dat ik van je brieven altijd nog een zekere habitueele gedruktheid aftrek, en weet dat die niet bestaat zoodra je in aktie bent. En in aktie ben je, ook bij je bureauwerk, ik ben er zeker van. Is het zooveel beter als het hoofd op boeken werkt dan op menschen? Groeit een innerlijk zooveel slechter onder het matglas van de bureauuren als onder de loupe van het zelfbewustzijn? Ik heb altijd gevonden dat de resultaten van onze inwendige werkplaats toch wel aan 't licht komen als ze klaar zijn. En klaar komen ze, bij jou net zoo goed als bij andere menschen die een levende geest hebben. Ik heb al die tijd wel eens verlangd je te zien; maar niet om je te storen in de bedrijvigheid die nu noodzakelijk is. Ik stelde me daarom tevreden met de wetenschap, dat mijn vriend de Vooys je nu en dan naar je bureau zag fietsen. Overigens stel ik me voor dat je belangstelling in kunst, literatuur, en de gang van de wereld bij lange niet is afgestorven en je over tal van verschijnselen je eigen gedachten hebt. Al zit je van 7-11 met Nelly bij 't haardje, je zult het noch zonder boeken noch zonder gesprekken doen, -zelfs niet altijd zonder gasten, en zelfs niet altijd in jullie eigen huis. Ook op straat zijn gesprekken mogelijk. En zoo kom ik van de eenzelvige personaadje in je brief al tot het onafgebroken trillende toestel dat je bent, en dat van alle kanten de seinen opneemt en beantwoordt. Zelfs in je betrekking - ambtenaar en terug in den Haag - zie ik een uitbreiding van je telefoon-centrale, van je relaties, van je zelfbewustzijn, van je uitzichten, plannen, verwikkelingen... Ga eens na, hoe, als ik zoo doorga, het modeste silhouetje van je brief - afdoende verklaring van maandenlang stilzwijgen - langzamerhand een duizend-voudig bewegende persoonlijkheid wordt, een stralende question brûlante, waarop ik ook in de uitvoerigste correspondentie nog niet het uitputtend antwoord zou hebben gehad. Intusschen zit ik hier op het doodstille Noordwijk de absolute eenzaamheid te genieten die Hilde - de onvoorzichtige, de wreede, - je wou aanprijzen. Is dat niet een zeer betrekkelijke vreugde, en moesten mijn jongere tijdgenooten daaraan niet een korrespondentie-droppel van hun veelvoudiger levens-eigens toevoegen? Je kunt je voorstellen dat ik me warm aan de vrienden in mijn boekenkast (kolen zijn er niet meer), dat ik brieven aan mezelf schrijf, dat ik oorlogen en veldslagen verwek in | |
[pagina 243]
| |
mijn innerlijk, uit pure wanhoop dat de oorlog uit is en zelfs de kranten niets meer meedeelen dan het knibbelspel van de parijsche conferentie.Ga naar voetnoot560 Mijn kachel is uit, het sneeuwt, en hoe warm mijn hart is, van het schrijven krijg ik géén warme handen. En - bittere ironie! - de laatste post bracht brieven en verzen van Jacob Israël de Haan, uit Rome, vanwaar hij opweg is naar Jeruzalem.Ga naar voetnoot561 Niets is eeuwig dan het oogenblik, schrijft hij. Dat komt wonderlijk wel overeen met mijn gedachten. Wie het eeuwige oogenblik in zich heeft, wat maakt het voor hem uit of hij uit of thuis is, en in 't eene of het andere werk. Ik denk dat Hilde ook wel een andere eenzaamheid dan de gewone uitwendige bedoelde.... Het ga je wel. Groet Nelly hartelijk van ons. Als ik kom eten zal ik het haar vooruit meedeelen. Of bestaan er in den Haag nog keukenmeiden? Je A.V.
Ingesloten een briefkaart die je mee had ingepakt. |
|