391. Albert Verwey aan P.N. van Eyck, 13 september
1918
[Noordwijk A Zee 13.9.18]
Beste Van Eyck, Het bedoelde sonnet is naar mijn mening van 1892. Iets vroeger is
mogelijk, maar tot de gedichten van vóór 1889 hoort het zeker niet. Ik was blij
iets van je te hooren en vind het heel hartelijk dat je me een Zuster Bertken
heb toegedacht. Hier is alles wel en ik verheug me bovenmate over het begin van
de lange avonden en de rustige winterstudie. Wat een haastige winter! Vroeger
dan ooit is Noordwijk leeg geweest.
Hartelijk
je A.V.