De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
372. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 22 april 191822 April '18
Zeergeachte Heer, Hartelijk dank voor Uw geschenk, dat in uitstekende orde gearriveerd, alreeds opengesneden tusschen zijn broeders staat. Eveneens veel dank voor Uw brief. U ontmoeten, - het zal van mijn kant niet kunnen komen. Ik kan niet weg met deze twee kleine spruiten in huis, zonder gezelschap voor Nelly. En, - dit is niet onbelangrijk - mijn financieele positie is op het oogenblik zoo uiterst precair, dat ik zoo zuinig mogelijk moet zijn. Wat de inhoud van Uw brief betreft, ziet U de zaak niet wat zwaar? Het spreekt van zelf dat ik het werk niet onderschatte, maar ik kan toch moeilijk schrijven, mij zelf voorstellend, met manifeste verzuchtingen onder de woorden. Ik weet dus wel dat er wat kijken komt. Wat U nog toevoegt, had ik al bedacht. De vraag is nu maar, of U de expeditie-gemakken het hoogst aan slaat. Wanneer U zelf op 't oogenblik telkens tusschen beide moet komen, bewijst dit, dat Versluys zich niet tot het striktnoodzakelijke bepaalt, maar daaronder blijft. Mij dunkt dat juist van een boekhandelaar U pas het strikt-noodzakelijke, en niet meer, kunt verwachten. Toch zijn er dingen, ziekte b.v. van mij, die moeilijkheden teweeg kunnen brengen, die in een zaak ondervangen blijven. Er is dus tegen het een en het ander wat te zeggen, en de vraag is nu maar, of voor U de Leidsche nabijheid van het heel Beweging-geschäft niet beslissend zal zijn. - Hoe staat het ondertusschen met Uw eigen werk? Ik hoorde van Hilde dat U met Brusse niet in verbinding getreden bent. Nu ik hem eenmaal gepolst heb, denk ik daaruit te kunnen opmaken, dat U er après tout niet veel voor voelt. Zoo niet, dan is het, lijkt mij beter niet al te lang te wachten met opening, omdat de kans hoe langer hoe grooter wordt dat Brusse het lange tusschenverloop op zijn manier uitlegt, n.l.denkt, dat U eerst nog bij andere uitgevers geweest bent, en dat U, na weigering, eindelijk toch bij hem belandt. Wat voor hem dan weer een reden kan zijn, verder van uitgave af te zien. U neemt mij deze opmerking niet kwalijk. U hebt mij zelf eenmaal gevraagd om Brusse te schrijven, en daarom ga ik hier nog eens uit eigen beweging op de zaak in. Mijn studie is een groot ding geworden. Zij heet nu ‘De Poezie der Gemeenschap’ met de ondertitel ‘Idealisme en Realisme in de Nederlandsche Poezie sinds 1880.’ Het zal minstens 35 pagina druk zijn, denk ik, en vrees dus dat U 't in één nummer niet zult kunnen plaatsen. Hoewel het mij zeer zou spijten, het in tweeen gesneden, en daardoor zijn werking verminderd te zien. Van de week denk ik het aftekrijgen en dan zal ik het U dadelijk zenden.Ga naar voetnoot519 Voor heden heb ik verder niets te schrijven. Hart. gr. aan Mevr. en de heele familie, ook namens Nelly, Hoogachtend geheel Uw P.N.vEyck |
|