De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd359. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 4 maart 19181918 4 Maart, Driebergen.
Zeergeachte Heer, Gaarne bewaar ik mijn Bloy voor de Mei-aflevering, om dan nòg een maand rustig aan Platoon te kunnen werken. Voor April zend ik U dan bijgaande ‘Lezing en Herdenking’Ga naar voetnoot496 en denk U ook nog een bespreking van Timmermans [sic] Kindeke Jezus | |
[pagina 202]
| |
te kunnen sturen. Ik doe dan aan mijn toezegging van een 20 pagina's niet veel meer te kort. Wat het nu gezondene betreft, ik hoop dat het U bevallen zal. een zeer overbodige opmerking! Ik wou U alleen nog vragen of U 't boekje ontvangen hebt. Zoo niet, dan zal ik 't voor mij zelf aanvragen - ik heb het geleend - zoo ja, dan, wanneer U er geen bijzondere prijs op stelt, zout U er mij veel genoegen mee doen. Ik bezit graag de boeken die ik besproken heb. Voor heden zal ik U weinig méér schrijven. De brief moet weg. Ik las met veel belangstelling Uw sobere en spannende geschiedenis van den Spanjaard, en eveneens Uw mooie kritiek op Danser. ‘Ontmoetingen’,Ga naar voetnoot497 - is 't geen karakteristieke titel tegenover een als ‘Herscheppingen’? Wanneer U boeken of boekjes ontvangt, waarvan U vermoeden kunt dat zij een goede aanleiding zijn, en U bespreekt ze niet zelf, dan houd ik mij aanbevolen. Met hartelijke groeten van ons beiden aan U en de heele familie, en ook aan Mientje, die ik op 't oogenblik met pleizier in Uw huiselijke avondkring denk, geheel Uw PN.v.Eyck
Kan ik de proeven niet iets eerder ontvangen? De 25ste! Was, het vel al afgedrukt? Wat de puntjes in het eerste gedicht (derde strofe) beteekenen, zal de lezer een mysterie zijn. In de overdrukken staan ze niet! Een tweede mysterie. |
|