De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd344. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 3 januari 1918Ga naar voetnoot468Driebergen, 3 Januari '17
Zeergeachte Heer, Hierbij zend ik U een nieuw stuk, over Schartens ‘Kroniek’, - een definitieve afrekening, wier bestaansrecht U, denk ik, wel erkennen zult.Ga naar voetnoot469 Ik hoorde in een tijd niets van U, alleen vertelde Nine mij een briefkaart ontvangen te hebben. Ik hoop dat U mij nu spoedig nog eens zult schrijven. Ik vergat bij mijn vorige zending nog te schrijven, dat, mocht U Uw eigen indrukken van Hélène Marveil met de mijne willen vergelijken en daartoe De N.Gids nemen, - daarbij geweten moet worden, dat het heele eind uit De N.G. - waarin de schrijver zijn Brodech figuur omver gooide, door hem naar Hélène te laten toegaan - omgewerkt of liever door een ander stuk vervangen is. Daarvan is de laatste alinea nog niet goed, maar daarvoor staan [sic] nu een aantal goede pagina's mijmering, van Brodech, waaruit ik ook iets citeerde. Of er nog meer omgewerkt is, weet ik niet. In de N.G.ontbreekt wel de tweede helft van 't tweede hoofdstuk, waarin geen onoorbaar woord voorkomt, maar die Kloos niettemin voor zijn tijdschrift onoorbaar achtte. v.G.Stort, die ik al jaren ken, is verleden jaar onherroepelijk blind geworden. Ik dank U nog hartelijk voor Uw woord naar aanleiding van mijn bundeltje. Ik hoop dat, naarmate ik innerlijk vaster zal worden, de warmte van een geloof sterk genoeg zal zijn om de neiging tot dogmatiseeren de baas te zijn. Dat ik in het verleden gevaren te boven gekomen ben, doet hopen dat ik daartoe ook later in staat zal blijken. Wanneer U het stuk over Scharten gelezen hebt, de tweede helft, over De Beweging, U en ons, dan zult U begrijpen dat ik dit stuk geschreven heb, niettegenstaande het onderwerp op zich zelf weinig aanlokkelijk is.Wanneer ik goed gedaan heb met die tweede helft, heeft Scharten mij de aanleiding gegeven mijn serie met een duidelijk betoog te vermeerderen, dat er op den duur niet in mag ontbreken, en dat vroeg of laat had moeten komen. Hartelijke gr.v.Nelly-mij aan allen Uw PNvE | |
[pagina 186]
| |
Heeft Mea examen gedaan? En mocht U v.d. Berch[sic] v.Eys[in]ga hebben, zou ik dan ook Pannwitz van U mogen lezen?Ga naar voetnoot470 Dat interesseert mij zeer. |
|