De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
en die, eens begonnen, al mijn aandacht in beslag nam. Mijn kamer is leeggehaald, zoodat geen mug er zich meer verbergen kon. Daarna is alles, vernieuwd, stofvrij, overzichtelijk en ordelijk weer in elkaar gezet. Incipit vita nova. Intusschen was dat niet alleen de reden waarom ik de Beweging-inhoud, eens vastgesteld, zichzelf voltooien liet en geen verandering maakte in mijn keus van je bijdrage. De zaak is dat ik aan het stukje over Besnard op zichzelf verre de voorkeur geef. Naar mijn meening behoort het andere stukje, hoezeer het van het nieuwe leven spreekt, tot de achtergrond waartegen je levende beelden moeten uitkomen, en toont niet die beelden zelf. Het is nieuwe-kring-reminiscens en hoort niet in De Beweging. Naar mijn vaste overtuiging liggen gezondheid en voortbrenging voor jou niet in de richting van de intellectueele dogmatiek - die in de Nieuwe Kring op een slappe en saaie manier verzandde - maar in die van de gevoels- en fantasie-uiting, waarvan de Beweging het voorbeeld geeft. Achter de eene en de andere ligt een hervormingsdrang en die drang dateert niet van vandaag of gisteren. Hij is ook niet in de eerste plaats daar waar hij verstandelijk of leerstellig erkend wordt. Integendeel is hij het sterkst als hij duurzame vormen schept, waar hij zich, schijnt soms, in verbergt, maar waardoor hij op dikwijls onnaspeurbare wijs, toch onweerstaanbaar en langs allerlei wegen, werkt. Wat ons persoonlijk betreft, is hij in De Beweging. Wie dogmatisch en verketterend wil werken moet een kerk stichten. Wie in gedichten en proza poëzie en gedachte hun wijdste, hun wereldhervormende strekking wil geven, zal in De Beweging de bevrediging en de gemeenschap vinden waaraan hij behoefte heeft. George is een groot dichter. Toch heeft zijn beperkte, pangermanistische profetisme de dichterlijke gemeenschap een sektarisch karakter opgedrongen, tot schade van hare en eigen poëtische vruchtbaarheid. Der Krieg is een treffend bewijs ervan. Hij stelt zich daarmee, niet naast ons in veelzijdige verwantschap, maar tegenover ons in uitsluitende duitsche sekte. En dat ondanks dat we de behoefte aan hervorming van binnen uit, en het geloof aan de Droom als drijvende kracht, gemeen hebben. Tusschen de schoonmaak door heb ik voor twee jaar papier gekocht. Het was niet anders te krijgen dan door het, tegen hooger prijs en in díe hoeveelheid, te laten aanmaken. Als gevolg daarvan moet eindelijk de abonnementsprijs met een rijksdaalder verhoogd worden. Waar de Vragen des Tijds met 4, 3, soms 2 vel per nummer, evenveel vraagt, zijn we nog niet veeleischend.Ga naar voetnoot411 Met mijn bundel zal ik nog even treuzelen. Op 't oogenblik houden mijn duitsche uitgaven mij bezig.Ga naar voetnoot412 Ik denk soms of ik niet best zal doen het effekt daarvan op de hollandsche belangstelling aftewachten. | |
[pagina 163]
| |
Voorloopig hartelijke groeten, ook aan Nelly, en aan de dames. Ik had Mientje al lang moeten, en willen schrijven. Aan mijn verblijf in de Zonstraat denk ik nog dikwijls. Het bezoek van Nine hier is nog wat uitgesteld. Het ga je wel A.V. |
|