De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd287. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 30 oktober 1916Driebergen [30.10.16]
Zeergeachte Heer, Ik kom U even vragen of U zoo vriendelijk zoudt willen wezen mij die verzameling gedichten te willen zenden, die ik U najaar 1913 gestuurd heb (op blauw papier, geloof ik) Ik wou ze graag doorzien, en bezit zelf geen copy ervan.Ga naar voetnoot363 Naar aanleiding van wat ik schreef over de meeste hedendaagsche poezie kwam ik nog te denken aan mijn eigen stuk over Carmina.Ga naar voetnoot364 Wanneer ik Oct. 1912 blz. 95 de laatste alinea lees, is het dan niet duidelijk dat ik vóór alles moet nalaten juist die fout te maken die ik Boutens verwijt, maar tevens dat mij alle poezie die in meerdere of mindere mate op dat toen als mijn gedachte gegeven levensinzicht berust, vreemd geworden is? Ik | |
[pagina 136]
| |
ontving v.d.Leeuws nieuwe bundel.Ga naar voetnoot365 Juist nu - merkwaardig genoeg - zag ik plotseling de - in de eerste gedichten - betrekkelijke volmaaktheid van zijn gedichten. Zij zijn tegelijk buitengewoon vol van al die gevoeligheden voor kleur, en geur, en gestaltelijkheid in heel hun zinnelijke rijkdom, - die alleen van het eene werkelijke kunnen a fhouden omdat zij zoo gesublimeerd-gestaltelijk in de verzen aanwezig zijn, zoodat hun grootst bereiken tegelijk voor mij hun grootste zwakheid wordt. Zelfs de weemoed waarmee ik een gedicht als ‘Avond’Ga naar voetnoot366 (blz 16 of 17) lees, laat mij voelen hoe zwak ik zelf ben èn dit gedicht is, dat aan alle eischen van poezie voldoet zooals ik haar vroeger dacht. Hart.dank voor 't toezenden en hartel. groeten aan allen Hoogachtend Uw toeg. PNvE
Wanneer komt U nu eens hier? Er zou zooveel te bespreken zijn. |
|