De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd283. P.N. van Eyck aan Albert Verwey, 9 augustus 1916Driebergen 9 Aug.
Hooggeachte Heer Wat zegt U wel van dit prachtige papier? Het is het papier van ‘Leonardo’, het tijdschrift van Papini en Prezzolini. Het vignet werd steeds gebruikt boven de afdeeling ‘Schermaglie’ van Papini, waarin hij menigeen verminkt heeft. ‘Verminkingen’ is de titel van zijn nieuwste boek met studies,Ga naar voetnoot352 dat overigens maar voor een derde deel ‘verminkingen’ bevat. Ik heb, zegt hij in de voorrede, dit boek ‘Verminkingen’ genoemd, boven alles om redenen van commercieelen aard, omdat dat woord makkelijker de boosaardigheid en de nieuwsgierigheid trekt der menschen die, voor het pleizier van iemand te hooren mishandelen zelfs zóóver komen dat zij hun infame gierigheid overwinnen en een paar lires voor een boek uitgeven.’ Wij komen zoo langzamerhand prachtig op orde. Het huis is zoo goed als klaar. Ik begin weer wat tijd te krijgen voor lectuur. Voor uitgaan heb ik hem eenvoudig genomen. Ik ben opgetogen over de streek. Ik heb nog nooit zoo'n onuitputtelijke rijkdom aan heerlijke fietstochten gezien als hier. Elke dag kan ik een andere maken en altijd weer door de bosschen, heiden, wilde landwegen, waar ik zoo van houd. Van alle landschapsschoonheid is deze altijd mijn geliefkoosde geweest en waar ik ook heenga, overal vind ik dezelfde verlustiging. Ik ben dan ook zeer ingenomen met de keus van mijn woonplaats. Wat wandelen betreft, - de bosschen van Theeschuur staan voor ons open, zoodat wij waarlijk reden tot blijdschap hebben. Robbie groeit uitstekend en is een gezonde, stevige, levendige jongen, Wij hebben foto's laten maken, op alle drie heeft hij | |
[pagina 128]
| |
zijn vuisten gebald, op de een in een bokshouding alsof hij klaar staat te beginnen met den uitval. Nelly is gezond en bevindt zich best. Gister zijn wij eindelijk naar Mevr.G.gegaan. 't Kon niet eerder, omdat Maria er nog niet was en wij dus niet weg konden voor Robbie. Zij hebben ons zeer hartelijk ontvangen, wij zullen elkaar wel meer zien, denk ik. Mevr. Gutteling is meer onmiddellijk innemend dan Nine v.d.Schaaf.Ga naar voetnoot353 Thuis gekomen las ik de brieven over die Gutteling mij van 1908 - 1909 schreef.Ga naar voetnoot354 Was hij zelf een jaar of 5 ouder geweest, dan zouden zij, denk ik, wel iets anders geweest zijn, maar naar de zijne te oordeelen, moeten de mijne allerakeligst geweest zijn. Hij antwoordt ten minste met gematigheid op een paar door mij gedebiteerde naarheden (dat maakte ik tenminste op), die ik op 't oogenblik van een ander met mindere bereidwilligheid zou behandelen, al moest mijn eigen verleden mij tot clementie aanmanen. Ik heb ten minste met wrevel gedacht aan den adressant van de brieven, die door Gutteling in 1908-1909 beantwoord zijn. Ik kan mij niet voorstellen dat Mevr.Gutteling een zeer gunstige opinie van mijn persoonlijkheid heeft. Ik hoorde met bijzonder genoegen dat van 't najaar de bundel van A.v.d.Leeuw komt, - het zal een lijvig deel zijn, het loopt over heel wat jaren.Ga naar voetnoot355 Jacques' boek komt voorjaar 1917, mijn boekje van vóór de eeuwigheid (4 jaar) eveneens in 1917. Verder ben ik zoo onvruchtbaar als een onontgonnen hei. Binnenkort hoop ik evenwel in mijn hart een Heidemaatschappij op te richten, - als de hemel het wil, ziedaar weer een conditie die alles op losse schroeven zet. Rust heb ik hier in elk geval genoeg, wanneer Robbie ten minste niet schreeuwt, hij staat in het bibliotheekkamertje achter de studeerkamer. Van mevr.G.hoorde ik, met vreugde, dat Gonda vooruitgaat. Ligt zij nog altijd op bed?Ga naar voetnoot356 En gaat het met U, Mevrouw en het gansche verdere gezin goed? Hoe maakt Gerda van BeverenGa naar voetnoot357 het, of houdt ze een zomerslaapje? De laatste aflevering van De Beweging zonder een bijdrage van U, - dat gebeurt niet vaak. Overigens moet ik zeggen dat ik walg van de Duitschers, in menig opzicht, maar, in mèèr opzichten van De Nederlanders. Wat een zoodje, 't is verschrikkelijk. Ik denk aan Nietzsches gezegde: [‘]mijn eetlust is verdwenen, wanneer ik er aan denk dat ik een Duitscher ben.’Een Hollander moet ook maar vermijden aan sommige dingen te denken. Het is een ander ding te constateeren dat een bepaalde volksgeest een historisch feit is dan hem te billijken Wanneer in Nederland een profeet mocht opstaan, vrees ik dat | |
[pagina 129]
| |
iedere buitenlander zal vragen: kan uit Nederland iets goeds voortkomen. Hoe gerechtvaardigd overigens deze verzuchting is, zoudt U nog beter kunnen beseffen, wanneer U niet de N.R.Ct. maar De Telegraaf laast.Ga naar voetnoot358 De N.R.Ct doet nog meer kwaad door het vele dat zij verzwijgt dan door wat ze verdraait. Om van de overige, vrij walgelijke Nederlandsche pers niet te spreken. Vergeef mij zoo ik weer eens een keertje aan mijn ergernis over Nederland heb luchtgegeven U bent de eenige aan wie ik zulke gedachten schrijf.D.w.z. dat ik zelf min of meer van hetzelfde stempel ben, want mijn dégoût moest mij tot schreeuwen onder de bloote hemel brengen. Overigens begin ik, geloof ik, grondig te genezen van al wat democratie is. U zult misschien Uw hoofd schudden, en mij tot kalmte manen? En aanraden de artisjokken van het goed humeur te kweeken? U moest ze eens zien groeien, en niet eens in de broeikas. Het is trouwens de vraag of wij Nederlanders het recht hebben op een goed humeur. Daar konden wij eens over praten wanneer Bosboom, Cort, Pleyte, Posthuma, enz. naar huis gestuurd zijn. Hoor ik gauw eens van U? Heel graag. Met hartelijke groeten aan Mevr. en de kinderen van ons beiden Hoogachtend Uw PNvE |
|