[Deel II: mei 1914 - juli 1919]
Inleiding
In februari 1914 was P.N. van Eyck benoemd tot correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant te Rome. De reis naar Italië was tegelijk
zijn huwelijksreis. Zijn jonge vrouw en hij wilden de gelegenheid gebruiken om
zo veel mogelijk steden van vooral kunsthistorisch belang en hun musea te
bezoeken. Dus trokken zij naar Bazel en langs Luzern, Milaan en Lugano naar
Venetië. Daar verbleven zij van 10 mei tot 4 juni 1914. Het plan ook aan
Florence een ruim bezoek te brengen viel in duigen: onlusten in Rome noopten tot
een ijlings vertrek, want had het schrijven over kunst en cultuur voor de
aankomende journalist een bescheiden aantrekkelijkheid, zijn taak was het 't
Nederlandse publiek in en voor te lichten over Italiaanse toestanden. Dat bleek
lastig genoeg, toen de wereldoorlog uitbrak. Uit het verbond dat Duitsland en
Oostenrijk gesloten hadden, was door de toetreding van Italië een ‘Triple
Alliantie’ gegroeid. Waar toen de eerste kanonschoten nog echoden, herinnerde de
Romeinse regering zich, naast zekere clausules uit het verdrag, ook dat egoïsme
in bepaalde omstandigheden een ‘heilige’ plicht kan zijn en verkoos zij neutraal
te blijven. Daarmee verantwoordde zij haar onwil èn onvermogen aan de oorlog
deel te nemen. Het was Van Eycks taak om dit alles aan de lezers van de NRC
duidelijk te maken, al was de krant niet altijd bereid zijn brieven in hun
geheel te publiceren. De redactie voerde daarvoor een enkele keer voorschriften
van hogerhand aan, en beriep zich een ander maal op de belangen van de
transitohaven Rotterdam. Daardoor kon Van Eyck in de opgenomen brieven leemten
ontdekken, die alleen door de schaar van een ijverige, maar misschien te
voorzichtige redacteur daarin ontstaan waren. Dat irriteerde hem uitermate en
hij liet dat blijken in zijn brieven aan Verwey.
Deze zat echter dichter bij de oorlogshandelingen, en de daardoor ontstane
situatie raakte hem onmiddellijk. Hij probeerde kalmerend op te treden. Van Eyck
stelde vanachter zijn schrijftafel zijn theorieën daarover op, besprak en
verdedigde het ‘sacro egoisme’ dat tot Italiaanse hoofddeugd was verheven en
wond zich op over de ‘lafheid’ van een Nederlandse regering die naar zijn mening
de ‘plicht’ had onverwijl de Duitsers de oorlog te verklaren!
Intussen waren hij en zijn vrouw, nog vóór Italië op 28 augustus 1915 zich aan de
zijde der Entente in de oorlog stortte, uit Rome vertrokken voor een zwerftocht
door 't noorden van Italië met het aanvankelijk vage doel terug te keren naar
Nederland. De ouders van Nelly Benjamins hadden daar op aangedrongen, want hun
dochter was in verwachting. Nelly van Eyck wilde liever haar eerste kind in
Nederland ter wereldbrengen. Enkele malen wankelt de besluitvaardigheid, maar op
4 oktober 1915 schreef Van Eyck: ‘In Januari hopen wij terug te komen’. Het
lukte al op 30 december van dat jaar.
De Italiaanse periode van Van Eyck werd mede gekenmerkt door de intensiteit
binnen de verhouding tussen hem en Verwey. Ook Verwey van zijn kant was meer
geïntrigeerd geraakt in de ander en aldus genoodzaakt zichzelf scherpere
contouren te geven. Bij wijlen kregen de onderlinge verschillen een stevig
reliëf. Van Eyck achtte een oorlog heilzaam voor het Nederlandse volk als een
middel tot ‘zuivering’. Dáárom wenste hij