De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
191.
| |||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||
Derdens mijn verontschuldigingen, dat ik tegenover U eenen man heb beschuldigd, die meer zondigde uit domheid dan uit opzet. Vierdens, - de mededeeling, dat het lijstje hierbij gaat. Met Uw stijl-verbetering en voorstel ga ik grootendeels accoord, al is 't zeer spijtig. Toch hebt U buiten de waard gerekend: die revisie had nog door een tweede gevolgd moeten worden, - welke nog meer van dergelijke fouten aan het licht zou gebracht hebben, zooals de lijst U zal doen blijken. Met de stijl-verbeteringen in eerste en laatste instantie er bij, zouden het ± 70 errata geweest zijn. Maar nu wil ik nog een paar dingen releveeren, - om U te doen zien, dat U niet te goed van uw drukker moet denken, aan welk motief dat dan toeteschrijven zij.
| |||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||
Maar genoeg. Gisteren kreeg ik 12 overdrukken. Om Uw woord te gebruiken: 't paskwillige is, dat ik nu overdrukjes krijg maar ze niet gebruiken kan, want het is onmogelijk al die verbeteringen zelf aan te brengen. Nooit redacteur? Misschien neem ik toe aan oogenblikkelijke zelfbeheersching. En dan, ik ben, om met Flaubert te spreken, Nom de Dieu de nom d'un pape de vint-cinq mille papes du tonnerre de Dieu sacré nom*, ik ben uitgever! Van publiekrecht overigens houd ik zeer, alleen het examen. Dat zelfde examen dwingt mij, tot Uw voordeel, deze brief te eindigen. Met hart. gr. ook aan Mevrouw geheel Uw
* citaat uit een brief van FlaubertGa naar voetnoot551 naar aanleiding zijner vosserij voor
't doctoraal in de |
|