De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
180.
| |
[pagina 274]
| |
Aan het einde van het stuk heb ik een naschrift dat ik met verdriet als naschrift geef. Het hoort eigenlijk op pag. 23, 4e regel bij 't potloodkruisje. Ik lichtte het eruit, omdat het stuk misschien te lang wordt, en gaf het als naschrift, omdat ik het toch niet wil missen, al was 't alleen maar die der magnifieke citaten. Wilt U ook hierin beslissen, wat U 't beste lijkt. Er in of er onder? Ik voel mij zelf op 't oogenblik in hooge mate onbehagelijk, - hoofdpijn, pijn in mijn rug, suf. Ik zal wat gaan wandelen en dan is dit al weer voorbij. Wanneer het dus in Maart geplaatst wordt, zoudt U dan ter drukkerij willen opgeven, dit stuk dadelijk te zetten. De correctie v.'t Fransch zal hopeloos zijn en ik heb het het liefst zoolang mogelijk tot mijn beschikking. Ik heb voldoening over het stuk, omdat ik het nog meer dan mijn andere stukken, zoo heelemaal uit mij zelf gehaald, en ik het met een zoo sterke aandrang van gevoel geschreven heb. Met hartelijk gr. ook aan Mevr. Hoogachtend, Wilt U s.v.p. niet op mogelijke taal- oneffenheden letten? Ik heb ook de copie nauwelijks gecorrigeerd, om het stuk maar weg te hebben. Hoe groot is dat boekje v.Gundolf, wie heeft het uit[ge]geven? U zoudt mij plezier doen dat te zegeen.Ga naar voetnoot539 |
|