175.
Brief.
Den Haag 29 Jan. '14
Zeer geachte Heer,
Hierbij zend ik U een gedicht in 6 kleine gedichten die plotseling en
onaangekondigd, na drie maanden zwijgens, gekomen zijn.Ga naar voetnoot522 De
motto's zijn uit de Imitatio. (De amore solitudinis et silentii, - zij zijn
naar mijn gevoel wezenlijk.Ga naar voetnoot522A
De Vaderland-betrekking is vergeven, - niet aan mij, hoewel 't om den
benoemde en mij gegaan is, en de Hoofdred. zijn best voor mij gedaan heeft.
Een vreemde zou spijtigheid bij mij onderstellen wanneer ik den benoemde(n)
schilder als: een man van omstreeks 35, die nooit iets heeft uitgevoerd, 10
jaar over het gymnasium heeft gedaan, slechts van muziek iets afweet en van
iedere andere kunst uit kracht van domheid nog minder afweet dan een
doorsnede Rotterdamsche cargadoor.Ga naar voetnoot523 Nelly was er
heel bedroefd om, - gelukkig mag de Roomsche sollicitatie wat hoop geven. Ik
althans hef nu mijn oogen tot over de bergen, - vergeef mij deze
ultramontaansche profanatie.Ga naar voetnoot523A
Mijn kans staat overigens goed, schreef Nassau Noordewier mij.Ga naar voetnoot524
Ik zend U hierbij een uitval van Walch op
De Beweging, of liever op mij, - het schijnt een
onmiddellijke reactie op mijn korte handbeweging in mijn M.M.artikel (De
dunlippe-mondplooi is kostelijk!)Ga naar voetnoot525