Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9,52 MB)

Scans (27,87 MB)






Editeur
H.A. Wage



Genre
sec - letterkunde

Subgenre
non-fictie/brieven


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914

(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey

Vorige Volgende

165.
Brief
.

Arch Zilverdistel M.M.W.

Den Haag, 16 Nov.'13

Zeergeachte Heer,

Hartelijk dank voor Uw briefkaart. Ik werk hard nu. Mijn repetitor zeide 2 weken geleden dat ik, wanneer ik even ver met publ. recht geweest was als met privaatrecht, vóór de Kerst had examen kunnen doen. Valt U dat niet mee? Mijn meisje was er blij over, - ik houd het nu maar op begin Februari.

De Uitgeverij kan ik niet opgeven. Wil ik spoedig na mijn promotie kunnen trouwen, dan heb ik de winst van een paar geslaagde uitgaven absoluut noodig. Anders zou ik met mijn doctorsbul en zonder geld zitten, zoodat ik mijn eenige manier om 't te krijgen: òf een boek [die] moest beginnen, en dat duurt lang; of vast een betrekking zoeken, die een paar maanden bekleeden, en daarna trouwen. Wanneer trouwens het boek eenmaal opgebouwd is, dan gaat alles van zelf. Proeven kan ik desnoods onder de maaltijden nazien.

U vindt het misschien lastig, maar toch kom ik U nog verder over Kloos spreken. Natuurlijk was de opbouw van het boekje onze voornaamste zorg. Met veel nadenken vond ik dit, en het komt, meen ik, (althans gedeeltelijk) met Uw gedachte overeen. Zoowel artistiek als innerlijk heb ik de zaak bekeken. Ik heb, behalve de twee groote gedichten 3 groepen 1e 6 sonnetten van 1885 of daarvoor (I-VI) 2e 32 gedichten, waarvan 27 alle uit N.G. Oct.88, één aflevering en de andere uit den zelfden tijd. 3e 6 sonnetten, liederen uit lateren tijd, tot zelfs 1893 toe. Wanneer ik nu te rade moet gaan met de verschillende tijdskarakters der gedichten, heb ik de gegevens der publicatie in De N.G., behalve de innerlijke. Voor zoover ik kan nagaan, spiegelen deze zich in de bovengenoemde groepen af. Als hoofdschema van 't boek krijg ik dus

[p. 255]

A. 6 sonnetten Naschrift: de bouw is dus symmetrisch, ook boek-
B. Okeanos kunstig staan de groote gedichten op de beste
C. 32 verzen plaatsen, en het drama van Kloos' jongere leven
D. Sappho komt duidelijk in de bouw tot uiting. De slot-
E. 6 sonnetten verzen v.d. afdeeling zijn karakteristiek.

Hiermede zijn drie groepen gescheiden op de uitnemendste manier. Mag ik de rest nu nog even nagaan?

De eerste groep wilde ik zoo groepeeren: I, II, III, VI, IV, V. 6,4,5 geven een uitnemende volgorde terwijl 5 aan 't einde der eerste afdeeling in het ééne gedicht de twee polen van gevoel tezamenstellen en in zijn aanvangsregel de fatale. Daarna Okeanos, van denzelfden tijd of reeds vroeger. Okeanos, de Titan, en de Opstandigen. Een idee slechts, maar in Okeanos inbegrepen.

De derde afdeeling kon niet mooier beginnen. Middenin staan wij dadelijk met de drie opdrachten, waar van de eerste aan Witsen. Deze afdeeling wilde ik eindigen met Snikken met zijn slotregel: De mens moet doodgaan... Tusschen de opdracht aan Witsen en Snikken verloopen de andere gedichten. D.w.z. éérst het Boek van Kind en God, dat, daar de meeste verdere verzen doodsgedichten zijn, niet midden in of aan 't eind mag. Na dit: Alle Zeven, gevolgd door Aan de Zee. Een paar gedichten zijn moeilijk te rangschikken. Maar ik geloof dat het eerste met zijn samenvatting na B.v.K. en G. uitstekend op zijn plaats is, en dat A.d.Zee met zijn: Zóó had het kúnnen zijn, dan vrij goed volgt. Maar daarmee ben ik in de stillere stemming gekomen. Ik heb dan eerst A. Hans en Paul, dan de Rozenverzen, Herfstgeneurie, Herinnering I, II (XX en XXI) Doodgaan I, II (XXII, III) Doodsliedjes 26, Pathologieën in verzen I en II, en tenslotte, z.a. ik zeide Snikken. Deze afdeeling wordt uitnemend afgesloten door Sappho. Wat daarna komt is dan hoogst karakteristiek. Ik aarzel nog tusschen de volgorde:

1. 't Gevoel v.d. levensheerweg 4. De klare lentedag
2. Ik ween om bloemen 5. Ik hield U dierder
3. O, laat mij tot uw voeten komen 6. O Judas kus

Misschien is beter, 6, 5, 1, 4, 3, 2. Maar als eindgedicht zijn zoowel 6 als 2 goed, het laatste misschien 't beste.498

U leest deze brief natuurlijk door, U heeft natuurlijk onderhand Uw gedachten. En nu stuit ik wel op Uw zin: ‘ik heb geen tijd’, maar zoudt U mij gelukkig willen maken, met, wannéér U eens een oogenblik over èn lust hebt, die gedachten te willen schrijven? Het hoofdleed is dan misschien geleden. U ziet, een ratjetoe wilde ik toch niet drukken. Zóo is 't met zorg gecomponeerd, en ik vlei mij zelf dat ik Uw bedoeling

[p. 256]

voor zoover ik dat zonder biographische gegevens kon, er in heb weergegeven. Ik hoop maar, dat U nog plezier hebt, mij hieromtrent te antwoorden.

Inmiddels, hart. gr. (ook namens mijn huisgenooten en mijn meisje, die U nog afzonderlijk dankbaar is voor uw levendige aanzet,)

Hoogachtend,
Uw
P.N. van Eyck

498
De argumenten voor de werkzaamheden aan de Zilverdistel zijn duidelijk genoeg. Merkwaardig blijft achteraf de bijna koppige doorzetting van het Kloos-project. De voorgeslagen opbouw laat zien dat Van Eycks neiging naar cyclisering even krachtig een bewust streven was naar een bijna letterlijk te nemen afronding. Binnen dat kader is hij bezig met een opstelling van een op psychologische gronden harmonisch te achten schikking van de gedichten, zodat wederom een kringloop doorschemert.
Een verschil tussen de beide dichters dat zich in de jaren die nog volgen, telkens weer manifesteren zal tot een definitief onderscheid zich in hun visie op het dichterschap gevormd heeft.

Vorige Volgende

Over het gehele werk

over Uren met Platoon

over De getooide doolhof

over Het ronde perk

over Uitzichten


over Paul Cronheim

over J.C. Bloem

over Nine van der Schaaf

over [tijdschrift] Beweging, De

over P.C. Boutens

over Stefan George

over Geerten Gossaert

over Jan Greshoff

over Willem Kloos

over Aart van der Leeuw


Italiƫ


Over dit hoofdstuk/artikel

16 november 1913