De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey. Deel 1: juli1904-april 1914
(1988)–P.N. van Eyck, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |
153.
| |
[pagina 238]
| |
Haan schijnt die versmaat zeer te ‘frequenteeren’ in den laatste[n] tijd, maar lijkt het U de versmaat, die het best is voor zijn persoonlijke aanleg? - Ik erger mij overigens over dien meneer van Son, - in de Rotterdammer, het is mij een raadsel hoe iemand op die manier durft spreken.Ga naar voetnoot469 Jany Holst heeft, zie ik, King Lear vertaald.Ga naar voetnoot470 Ik zag de 5e akte in De N.G. door. Gelooft U, dat hij zich voldoende kenner van het Shakespeare'sche vers betoont en dat hij de Hollandsche vijfvoeter voldoende beheerscht om te slagen? Shakespeare mag dan slordig zijn in de doorvoering van zijn metrum, de dramatische dictie, in het bewegen der verzen aanwezig, is magnifiek. Zij is altijd (d.i. nagenoeg altijd) voortreffelijk. Ik voel dan ook zelden: slechte vijfvoeters, maar: levende, organisch geworden, slechts niet altijd regelmatige verzen. In de vertaling van Holst zie ik een massa slechte vijfvoeters. Heb ik dit mis? Ik stel mijn eischen misschien wat hoog, ik die nog niet met de tallooze moeilijkheden van het verzen-vertalen praktisch kennismaakte. Van Vriesland is bij mij geweest en heeft mij zijn latere verzen voorgelezen. Ik geloof hem overtuigd te hebben, dat er niet één over 't geheel gaaf èn mooi gedicht bij is. Althans heeft hij de overtuiging, dat ik dat zoo vind. Hij scheen bang te zijn, dat U hem principieel niet meer wilde, en ik heb hem de dwaasheid van zijn gedachte aangetoond. Hij is tot diep in de nacht bij mij geweest en ik heb hem weer een beetje beter leeren kennen. Hij maakt op mij nog altijd den indruk van onder den schijn van groote zelfverzekerdheid volkomen stuurloos te zijn. Maar ik mag hem wel. Hij heeft het misschien een beetje cruë leering gevonden, maar ik heb hem nog al eens trachten te bewijzen, dat niet alles individueele smart maar algemeene met zijn leeftijd en persoonlijkheidsaard in verband staande verdrietelijkheid, dus minder absoluut, meer relatief en veranderend is. Het geeft wel weinig en de verdrietelijkheid wordt er niet minder verdrietig om, - dat hij dat (met klem) hoorde aangetoond. 't Eenige wat ik wou, was: hem een beetje zachte ironie bijbrengen voor de ‘doeningen’ van zijn gemoed, - dezelfde ironie, die ik zelf zoo volledig gemist heb en die 't mij in sommige | |
[pagina 239]
| |
dingen zoo veel gemakkelijker gemaakt had. Ik hoop werkelijk dat van Vriesland niet doodloopt, de droom van zijn dichterschap is, geloof ik, werkelijk het eenige wat hij heeft, althans zal hij, met zijn karakter niet licht iets anders aannemen als zijn bestemde arbeid en op het dichterschap resigneeren.Ga naar voetnoot471 Vergeef mij, wanneer ik U te lang met hem bezig hield. - Hij liet mij ook een vertaling van de Avondmaalshymnen van Novalis lezen. Ik vond het karakteristiek, dat overal waar het Duitsch of Hollandsch hem geen woordelijke vertaling toeliet, zijn vertaling, (op die andere plaatsen vrijwel (natuurlijk) overeenstemmend met de Uwe) door de Uwe verre overtroffen werd, ofschoon ik de zijne ongetwijfeld beter vond dan die van Boutens. Ik had tegelijk de gelegenheid, Uw vertaling, die ik zeker een van Uw mooiste vertalingen vind, nog eens een paar maal te lezen.Ga naar voetnoot472 Wilt U Mevrouw en de meisjes en jongens mijn hartelijke groeten doen? Zijn de behangers al weer weg? Ze zijn een soort van menschen, waar ik van griezel. De gedachte aan hun stijfsellucht alleen al maakt mij wee, en een nog niet heelemaal drooge, pasbehangen kamer is een afschuwelijk gezicht. Ik hoop dus dat U er gauw van af zult zijn. Hartelijke groeten |
|