44.
Brief.
[Met potlood geschreven: 23 maart '10.]
De Weled. geb. Heer, den Heer Alb. Verwey
Noordwijk
a/Zee
Hooggeachte Heer,
Even wilde ik U zeggen hoe blij mij Uw schrijven gemaakt heeft.Ga naar voetnoot139
Ik had niet gedacht, dat ik, die mij nu toch al zóó dikwijls gedrukt zag, nog
zoo spontaan blij kon zijn over de aanneming van een gedicht. Dit komt ook
doordat ik het plan had, het aan 't eind van 't jaar uittegeven in een apart
boekje, - het is 1½ × zoo groot als BeatrijsGa naar voetnoot140 - waarvoor het door zijn afgeslotenheid zeer geschikt is, -
en bij mij zelf had ik dit afhankelijk gemaakt van Uw oordeel.Ga naar voetnoot141 Voelt U iets voor dit plannetje? Juist omdat het
een gedachte bevat, die mij vroeger vreemd was en onwinbaar scheen, - een
die veel modernen, vooral veel jongeren hetzelfde is en schijnt, - zou ik
zoo graag dit werkje afzonderlijk uitgeven als een soort van getúigenis ook.
Zoudt U mij de groote dienst willen doen die plaatsen, waar het rhythme te
kort schiet, op de copy aantemerken? Gaarne wilde ik die dan trachten te
herstellen.
Van mijn vriend Bloem vernam ik eenige weken geleden, dat hij
van U zoo'n mooi portretje ontvangen had, genomen in Uw studeerkamer. Ik nam
mij voor, de eerste maal dat ik U schrijven zou, U beleefd te vragen, of U
voor mij misschien ook een exemplaar beschikbaar hebt.
Ik herinner mij Uw kamer, met zijn wijde uitzichten nog zoo goed, het lijkt
mij juist zoo verrassend Uw bekend gezicht in die bekende omgeving te zien.
Ik hoop, dat U