25.
Brief.
's-Gravenhage, 4 Jan. '09
Hooggeachte Heer,
Met verwondering zag ik, dat ook in de Januari-aflevering de twee verzen die
wegens plaatsgebrek in 't Nov. nummer niet verschijnen kondenGa naar voetnoot86 nog niet voorkomen. Ik kon
daarvoor geen andere reden vinden, dan dat U toestemde in 't voorstel, dat
ik U in een vorigen brief deed: ze eenige maanden te laten liggen om ze
daarna met een enkel ander vers tezaam op te nemen. Ik heb dan ook de eer U
hierbij daartoe nog 2 kleinere gedichten aan te bieden, in de hoop, dat
zoowel ùw opvatting over deze, als de mijne over het uitblijven der andere
voor mij gunstig zal zijn.Ga naar voetnoot87
Ik had alreeds eenig schrijven van U verwacht, en het feit dat ik in die
verwachting werd teleurgesteld, heeft mij langzamerhand in zulk een spanning
gebracht, dat ik eigenlijk blij was, een aanleiding te hebben U nogmaals te
schrijven. Alles ongeveer is tegengeloopen. Behalve de niet-plaatsing van de
twee verzen, bleef ook het beloofde verschijnen in Europa van mijn ‘Buveuse
d'Absinthe’ uit, even zoo de eveneens beloofde verschijning van mijn reeds
zeer oud verhaal in de XXste Eeuw, beiden de bolwerken van mijn
financ.positie.Ga naar voetnoot88 Ik hoop dan ook, dat U zich bij eventueel
ongunstig bericht, niet zult laten weerhouden mij dat te melden: ik heb
liever slechte, dan geen tijding.
Kloos vroeg mij per brief om een studie over een
Fransche mod. dichter, zoo spoedig mogelijk. Ik had er geen, en zag ze om 't
hoogere honorarium liefst in de Gids.Ga naar voetnoot89
U begrijpt wel, wanneer ik 't niet noodig had, zou ik er niet aan denken, in
àl die tijdschriften te schrijven. Nu moet ik maken dat de endjes bij mekaar
komen.