3a.
Brief.
U.B.A. Verwey XXX.69
Haag, Galilei 86
13 Juni 1907.
Beste Verwey,
Een gewezen leerling van mij thands student verzoekt mij hem bij je te
introduceeren. Hij wilde je namelijk eenige verzen zenden, zooal niet om ze
opgenomen te zien - natuurlijk ook graag - dan toch in de eerste plaats om
je oordeel te mogen vernemen. Hij is namelijk een groot vereerder van den
dichter A.V.
Nu schrijft hij alleronduidelijkst en is bang, dat je misschien daardoor
afgeschrikt wordt. Ik voor mij geloof evenwel een onmiskenbaar talent in hem
te zien. Doe mij dus het genoegen en lees zijn verzen met aandacht
niettegenstaande het onmogelijke schrift. Het is P.van Eijk, op school
indertijd een gevoelig dankbaar leerling.
Bijzonder vlug en begaafd en een fanaticus wat literatuur betreft.
Wat hebben wij in lang niets van elkaar gehoord. Gaat het jullie goed? Kom je
nooit eens in Den Haag?
Groeten aan je vrouw
tt.
Timmerman.
[Aegidius Willem Timmerman (23.VIII.1858 Amsterdam - † 10.IV.1941 Blaricum)
studeerde klassieke letteren te Amsterdam. Hij kwam
in contact met dichters en critici die in de beweging van Tachtig een
belangrijke plaats zouden innemen. Bijzonder bevriend werd hij met Willem Kloos. Zij ontmoetten elkaar weer in Den
Haag, waar ‘Tim’ in 1892 tot leraar in de oude talen aan het gymnasium
benoemd was, terwijl Kloos zich daar in 1900 vestigde. Behalve door zijn
vertalingen van Ilias en Odyssee die waardering ondervonden, verwierf hij
een ruimere lezerskring door het anecdotische boek
Tim's herinneringen
, dat in 1938 verscheen. Een tweede druk bij H.J. Paris, Amsterdam,
zonder jaartal. In 1983 bezorgde Harry G.M. Prick
een heruitgave met brede toelichting.]
U.B.A. Verwey XXX.69
Herfstgedichten.
I.
De boomen beven in den herfstwind heen en weer
En staan droeftreurend langs de weenend, leege wegen.
De bloemen zijn verwelkt en geúren lang niet meer,
Zij stèrven geurloos in den lekend-valen regen.
De blaren vallen van de dorre takken neer
Als oude droomen, die in nanacht nederzegen
De wind zingt dof en kreunend keer op keer,
En schreiend gaat de dag den avondschemer tegen.