de hulp die onderweg telkens met gulheid gegeven werd. Dit kan
niet in de praktische vorm van een reeks namen, want er zijn enkelen die zich
bijzonder ingespannen hebben om dit boekwerk tot stand te brengen. In de eerste
plaats de dames G. Marks-van Lakerveld en J.C.M. Crépin-Vervaat, die als
Geertrui van Lakerveld en Anneke Vervaat ervoor zorgden dat het zeer moeilijk te
ontcijferen handschrift van Van Eyck in een leesbare tekst overgeschreven en
vervolgens als kopij voor de drukker getikt werd. Long, long ago... Veel later
werd het tikwerk op even onberispelijke wijze verricht door mevrouw G.J.
Westerink-Fortanier. Tenslotte zou de vertraging van de verschijning nog
ernstiger geweest zijn als niet Harry G.M. Prick, de
redactiesecretaris met zijn befaamde nauwgezetheid en precisie, gesteund,
gekritiseerd en bemoedigd had. Gezwegen nog van zijn fabelachtige kennis van
personen, feiten, gegevens en van de wegen die een zoeker met zekerheid van
vinden kan bewandelen.
De dames drs. L. Frerichs en drs. M. Stapert-van Eggen van het brievenproject in
het Verwey-archief van de U.B. te Amsterdam, de heren drs. P. van Hees, drs.
R.E.O. Ekkart, voormalig hoofdconservator en drs. N.J. van der Lof, medewerker
van het Museum Meermanno Westreenianum in Den Haag, de antikwaar A. Putman te
Amsterdam, dr. P.C.A. van Putte te Voorburg, dr. H.T.M. van Vliet te Utrecht,
mr. F.M. Wachter in Den Haag en voorts het personeel van de Koninklijke
Bibliotheek en het Letterkundig Museum dank ik zeer voor hun steeds met
vriendelijkheid verleende steun. Enkele hier niet genoemde personen, die niet
minder aanspraak op mijn hartelijke dank maken, vinden deze uitgedrukt ter
plaatse waar zij de verwerking van hun advies of steun kunnen herkennen.
De meeste van deze brieven liggen in het Letterkundig Museum en
Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. Enkele die daar of niet of alleen in
fotokopie aanwezig zijn, dragen aan 't hoofd de vermelding U.B.A. Soms met, soms
zonder signatuur is het oorspronkelijke epistel dan te vinden in het
Verwey-archief van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. M.M.W. verwijst
naar Museum Meermanno Westreenianum, het Museum van het Boek in Den Haag, waarin
zich het Zilverdistelarchief bevindt.
Wanneer in de noten verwezen wordt naar Boek V, is daarmee
bedoeld één uit een reeks van zes forse schrijfboeken waarin P.N. van Eyck
aanvankelijk een soort dagboek wilde bijhouden. Geleidelijk aan schreef hij er
een groot deel van zijn vroegste werk in: gedichten, verhalen, beschouwingen,
waarvan sommige het karakter van brieven aan vrienden krijgen.
Het aantal diakritische tekens is zeer gering. Tussen haakjes () staan letters of
leestekens die in de brieven overtollig zijn. De schrijvers hanteerden zelf ook
haakjes om opmerkingen of uitbreidingen hunnerzijds toe te voegen. Het
onderscheid tussen de beide gebruikswijzen vereiste geen aparte maatregelen.
Tussen vierkante haakjes [] leest men wat toegevoegd moet worden om een goed
lopende zin te lezen of een juist gespeld woord.
Tenslotte: de schrijvers waren niet steeds consequent in het volgen van de eens
geldende voorschriften voor 't woordgeslacht of genus. Daaraan is alleen enige
aandacht besteed als 't lidwoord en 't bijvoeglijk naamwoord niet
correspondeerden met elkaar. Voor 't overige is er niet aan geraakt.