De getooide doolhof(1909)–P.N. van Eyck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Om Liefde. Is dìt dan nu mijn gansch gewin, Dat ik in dezen avondstond Nog slechts gemis van leed bemin En met den weemoed om mijn mond Een lang geleden lach bezin? En zamel enkel schijn van rust Uit de effen murmling van dit licht, Dat wèl mijn heetste klachten sust, Maar, zelf verdroevend, mijn gezicht Met weeken waan van troosting kust? O leed! mijn droomen dwalen heen En zoeken of niet ééne ziel Voor mij in meer dan vriendschap scheen, Of niet één traan van liefde viel, Zij schreien zacht, zij vinden geen. Dit blijft dan alles wat ik won: De stilte van den langen nacht, - En weemoeds milde tranenbron Voor 't hart dat altijd heeft verwacht En nimmer, nimmer vinden kon. Vorige Volgende