De getooide doolhof(1909)–P.N. van Eyck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Vreugde's Wonder. Ik ga met mijne Vreugde rond, En 't is alsof een blank gewaad Zich om mijn luchte leden wond, En of de glimlach om mijn mond Een koelte leende aan mijn gelaat. Het is of mijne Vreugde om mij Een kleine ronde wereld bouwt, Waarin ik peinzend dool en Zij, In zacht-verklaarde mijmerij, Mijn jong en blij gebaar aanschouwt. Een kleine witte wereld, die Gansch vol van fijn-gezeefden schijn, De blinkende aarde die 'k niet zie, Als een verliefde melodie In 't hoog verluidend koor mag zijn. Gelijk een kamer, waar 't gordijn Het helle daglicht buitensloot, En de innig-roode lampenschijn Zijn traag vervlietende avondwijn In teeder peinzende oogen goot. Vorige Volgende