Avondzang.
De laatste tint der dageglans ging henen,
De nacht is na, geen hoop op licht bleef over,
Een enkle ster hangt zacht en stil te weenen,
Het land verzwart en duister ligt het loover.
Ik zal niet vragen, of gij komen zult,
- De laatste tint der dageglans ging henen -
Ik zal niet vragen of gij komen zult,
Ik zal maar gaan, ik zal maar zachtjes weenen.
Ik zal niet droomen, dat gij mij bemint,
- De nacht is na, geen hoop op licht bleef over, -
Ik zal niet droomen, dat gij mij bemint,
Ik zal maar gaan, door 't vredig schreiend loover.
Ik vraag u niets, ik kèn geen liefde meer,
- Een enkle ster hangt zacht en stil te weenen -
Ik vraag u niets, ik kèn geen liefde meer,
De láátste snik van mijne liefde is henen.
En neen, geen droom, dit was de laatste droom,
- Het land verzwart en duister ligt het loover -
En neen, geen droom, dit was de laatste droom,
Mijn droomen ging, mij bleef geen droomen over.
Ik zal maar gaan, ik zal maar zachtjes weenen,
Ik zal maar gaan, door 't vredig-schreiend loover,
De laatste snik van mijne liefde is henen,
Mijn droomen ging, mij bleef geen droomen over.
|
|