| |
| |
| |
Deel I: Taalverwerving en Taalonderwijs
| |
| |
1 Taalcontact en grammaticale coherentie: Spaans en Quechua in de wayno
P. Muysken
0. Inleiding
Als twee taalsystemen met elkaar in contact komen dan zijn de mogelijkheden tot integratie van beide systemen, of onderdelen daarvan, beperkt door het feit dat de systemen op zich min of meer coherent zijn. Een grammatica is geen grabbelton.
Wie verschijnselen van taalcontact onderzoekt wordt vroeger of later geconfronteerd met twee vragen:
(a) |
Is het mogelijk verschillende typen ‘taalvermenging’ te onderscheiden (bijvoorbeeld ontlening en code-wisseling)? |
(b) |
Gelden coherentie-beperkingen voor alle typen taalcontact? |
In deze bijdrage wil ik proberen aannemelijk te maken dat het antwoord op beide vragen ‘ja’ luidt, tegen twee wijdverbreide opvattingen in:
(a)' |
Omdat de empirische data (bijvoorbeeld een transcriptie van opgenomen tweetalig taalgebruik) lang niet altijd een helder onderscheid per geval mogelijk maken is het beter het conceptuele onderscheid tussen ontlening en code-wisseling te laten vallen en te spreken over ‘interferentie’ in het algemeen. |
(b)' |
Code-wisseling is wel aan beperkingen onderhevig, maar ontlening is vrij. |
Om dit te kunnen handhaven moet wel het begrip ontlening worden hergedefinieerd, opgesplitst in een aantal componenten. Tevens zal het duidelijk moeten zijn dat de manier waarop grammaticale coherentie de diverse verschijnselen van taalvermenging beperkt verschillend is.
Het materiaal waarmee deze bijdrage wordt geïllustreerd bestaat uit de teksten van honderd wayno's, volksliedjes uit de Andes. Er zijn verschillende aantrekkelijke kanten aan het onderzoek van dit soort materiaal: in de eerste plaats zijn het tweetalige taaldata die onmiddellijk beschikbaar zijn (in de vorm van redelijk betrouwbare transcripties door etnografen en folkloristen). In de tweede plaats vinden we door de verhevigde mate waarin aan de poëtische en expressieve functies van de taal wordt geappel- | |
| |
leerd extremere gevallen van taalvermenging dan in het meest dagelijkse taalgebruik. De liedjes kunnen dan ook niet als representatief voor dat dagelijkse taalgebruik worden gezien maar vormen als het ware een uitvergroting van de mogelijkheden die dat taalgebruik bevat. Tenslotte is het mogelijk om de liedjes in een bepaalde socio-culturele context te plaatsen die inzicht kan geven in de sociolinguistische betekenis van taalvermengingsverschijnselen.
Ik zal eerst het onderscheid ontlening/code-wisseling nader toelichten, dan iets meer zeggen over de wayno's, en tenslotte de verschijnselen van taalvermenging in de wayno's analyseren. In de conclusie keer ik terug naar de genoemde vragen.
| |
1. Ontlening versus code-wisseling, en alles ertussen in
Zoals al opgemerkt wordt de discussie over taalvermening gekenmerkt door twee problemen: dat van de afgrenzing tussen verschillende types taalvermenging en dat van de beperkingen op deze vermenging. Met betrekking tot het eerste verschijnsel zal ik me beperken tot het onderscheid woordontlening/codewisseling. Bij woordontlening worden vreemde woorden in het lexicon opgenomen. Bij codewisseling worden twee grammatica's en woordenschatten gebruikt bij het produceren van een zin of een tekst. Op dat niveau van abstractie is het onderscheid duidelijk, en het leidt volgens de gangbare opvatting tot de volgende diagnostische criteria 8zie onder meer Poplack & Sankoff 1984):
(1) |
ontlening |
code-wisseling |
niet meer dan een woord |
+ |
- |
aanpassing: fonologisch |
+ |
- |
morfologisch |
+ |
- |
syntactisch |
+ |
- |
frequent gebruik |
+ |
- |
vervangt eigen woord |
+ |
- |
herkend als eigen woord |
+ |
- |
semantische verandering |
+ |
- |
Aan de hand van deze criteria is het makkelijk om autootje in (2) karakteriseren als ontlening:
(2) |
Wat een te gek autootje (uitgesproken: [awto:tyÉ™]) |
Het is maar een woord, het wordt met een Nederlandse tweeklank uitgesproken, het heeft het Nederlandse verkleinwoordsuffix en het specifiek Nederlandse neutrum-geslacht. Het wordt zeer veel gebruikt en is het meest gebruikte woord om naar auto's (hoe kan het anders?) te verwijzen. Het wordt waarschijnlijk door de mees- | |
| |
te sprekers als Nederlands woord herkend, en heeft weliswaar geen semantische veranderingen ondergaan maar dat zou kunnen gebeuren. Er is weliswaar ook een meer ‘Franse’ uitspraak, het iets deftiger [o:to:], maar die past ook geheel binnen het Nederlandse fonologische systeem.
Vergelijk in contrast hiermee een zin met code-wisseling als (3):
(3) |
Ze geven niet ge- uh...niet genoeg pour cette jeun...jeunesse (opgenomen in Brussel door J. Treffers; zie Treffers 1987). |
Noch morfologisch, noch fonologisch, noch semantisch is het Franse Fragment onderdeel geworden van het Nederlandse lexicon. Terwijl het contrast tussen (2) en (3) zowel conceptueel als empirisch neel duidelijk is, blijken er tal van twijfelgevallen; op een manier om deze aan te pakken kom ik in de conclusie terug.
Het tweede probleem is dat van de van de grammaticale beperkingen: niet alle soorten ontlening, en niet alle vormen van codewisseling blijken voor te komen. Wellicht is het mogelijk de grammaticale beperkingen op beide processen te formuleren. In de literatuur kunnen we een aantal vooratellen hiertoe vinden, maar deze blijken voor beide processen geheel verschillend van aard te zijn.
Bij ontlening worden beperkingen veelal geformuleerd in termen van een categoriale hiërarchie: woorden van een bepaalde lexicale categorie kunnen makkelijker worden ontleend dan die van een andere. Een voorbeeld van zo'n hiërarchie is (4), gedeeltelijk gebaseerd op Haugen (1950):
(4) |
N - V - P - Adv - Neg - Conj - Pron - COMP -... |
|
|
N |
= |
zelfstandig naamwoord |
|
A |
= |
bijvoeglijk naamwoord |
|
V |
= |
werkwoord |
|
P |
= |
voorzetsel |
|
Adv |
= |
bijwoord |
|
Neg |
= |
ontkennend element |
|
Conj |
= |
nevenschikkend voegwoord |
|
Pron |
= |
voornaamwoord |
|
COMP |
= |
onderschikkend voorwoord |
Dergelijke hiërarchieën voorspellen dat een zelfstandig naamwoord als het Franse auto makkelijker ontleend kan worden dan een voegwoord als que, en deze voorspelling komt ook uit. Het probleem echter met een hiërarchie als (4) is dat er geen verklaring wordt gegeven voor de volgorde van de lexicale categorieën.
Met betrekking tot code-wisseling is er veel minder overeenstemming in de literatuur. In het algemeen kan er een onderscheid
| |
| |
worden gemaakt tussen voorstellen in termen van lineaire en van structurele beperkingen (een nadere uitwerking van dit onderscheid kan men vinden in Appel & Muysken 1987):
(5) |
a. |
lineair: |
wisselen mag als de volgordes van beide talen worden gerespecteerd (Poplack 1980); |
|
b. |
structureel: |
wisselen mag als de eisen van grammaticale coherentie van beide talen worden gerespecteerd (DiSciullo, Muysken & Singh 1986). |
Er is een mogelijkheid om de beperkingen op beide vermengingsprocessen met elkaar in verband te brengen door te appelleren aan het algemene grammaticale begrip coherentie. Als we nu aannemen dat bij code-wisseling paradigmatische en syntagmatische relaties gehandhaafd moeten blijven in de tekst (5b). Bij ontlening moeten syntagmatische relaties gehandhaafd worden in het systeem, doordat elementen met valentie (werkwoorden en voorzetsels) moeilijker kunnen worden geïntegreerd dan elementen zonder valentie (zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden). De paradigmatische relaties in het systeem moeten worden gehandhaafd zodat functiewoorden, die gedefinieerd zijn in termen van een kenmerksysteem (deze/dit/die/dat), moeilijker kunnen worden ontleend dan inhoudswoorden (cf. Muysken 1981). Het begrip coherentie stelt ons in staat om de hiërarchie in (4) te verklaren en in verband te brengen met (5b). Er kan een verband worden gelegd met (5a) in zoverre dat woordvolgorde bepaald is door coherentie, bij voorbeeld wordt opgelegd door de richting waarin het werkwoord naamval toekent.
| |
2. De wayno
Wayno's zijn volksliedjes uit het Andesgebied, vooral uit Peru en Bolivia, en worden zowel op het platteland als in de steden gezongen en gespeeld. Het is populaire muziek, en er zijn radiostations die voornamelijk wayno's uitzenden. Het zijn liedjes die vaak over de liefde gaan, maar ook over voetbalelftallen, lokale gebeurtenissen, enz. De gezongen tekst wordt begeleid door een orkestje van ongeveer vijf, deels inheemse, deels Spaanse, instrumenten: trommels, snaarinstrumenten, fluiten. Een typisch voorbeeld van de tekst van een wayno is die van het zeer bekende Valicha:
chayllsteraqchus ruwanman |
zou ze dat alleen maar doen |
niñuchay, dibiras |
mijn kind, echt, |
chay lisa p'asnari |
die vermetele meid, |
sapanka kwartilkunastas |
met alle kazernes, |
niñuchay, dibiras |
mijn kind, echt, |
sapallan tukunga. |
komt ze in d'r eentje klaar. |
| |
| |
saracha parway, parwaschay, sarachay
maisbloempje, bloempje, meisje,
trigucha iray, iraschay, triguschay
tarweschoofje, schoofje, tarwetje
hermosa flor de la sierra |
prachtige bloem van de bergen |
jilguero andino |
andeaanse distelvink |
por valles, montes, quebrades |
door dalen, heuvels, ravijnen |
cholita cusqueña |
cholita uit Cusco |
qué estaras haciendo? |
wat zou je aan het doen zijn |
De volgende tabel, gebaseerd op de eerste honderd waynos uit de verzameling die door het antropologen-folkloristen echtpaar Escobar & Escobar (1981) is getranscribeerd, laat zien hoezeer Quechua en spaans met elkaar vermengd zijn in de wayno's. Quechua is de traditionele taal van een groot deel van de Indissnse boerenbevolking van de Andes, en Spaans in de koloniale taal, die nu tevens de politiek dominante is:
a |
6 |
zonder ontlening, alleen quechua |
|
29 |
met ontlening, alleen quechua |
a b |
12 |
quechua en spaans apart |
a/b |
20 |
quechua en spaans in een couplet |
a c |
3 |
quechua en mengvorm apart |
a/c |
17 |
quechua en mengvorm in een couplet |
abc |
13 |
quechua, spaans, en mengvorm |
Tabel 1: Taalgebruik in 100 Wayno's
Van de 100 wayno's waren er maar zes puur Quechua. Bij 29 bevatte het Quechua ontleende woorden uit het Spaans, en bij niet minder dan 20 werd Spaans en Quechus in een couplet gebruikt. Verder bevatten veel teksten zinnen of woorden die noch eenduidig als Quechus, noch eenduidig als Spaans konden worden bestemd. Hierop kom ik in sectie 5 nog terug. Het is duidelijk dat de wayno's de uitdrukking vormen van een tweetalige cultuur, waarin de processen van vermenging een belangrijke rol spelen. Op welke manier dat precies gebeurt moet nog nader worden onderzocht. Vanuit sociolinguistisch perspectief is er alleen door Hart-Gonzalez (1979) onder zoek gedaan naar deze vorm van volksliedjes.
| |
3. Code-wisseling in de wayno's
Uit tabel 1 blijkt dat er vaak binnen een couplet gewisseld wordt tussen Spaans en Quechua. Als we de wisselingen in grammaticaal opzicht classificeren ontstaat het volgende beeld:
| |
| |
tussen zinnen |
5 |
tussen uitroep en de rest van de zin |
2 |
tussen aangeroepen persoon en zin |
19 |
waarvan aanroep = quechua 7 |
|
= spaans 12 |
|
tussen werkwoord en zin in directe rede |
1 |
tussen zinsadverbium en zin |
1 |
tussen los ‘topic’ en zin |
1 |
tussen zin en voorzetselgroep die tijd, |
|
plaats, of instrument uitdrukt |
15 |
tussen onderwerp en de rest |
2 |
tussen werkwoord en lijdend voorwerp |
4 |
tussen zelfstandig naamwoord en bepaling |
7 |
Tabel 2: Code-wisselingen binnen een couplet
In tabel 2 worden de code-wisselingen in twee groepen onderverdeeld: een groep waarbij de zinnen in beide talen relatief intact blijven, en een groep waarbij echt binnen de zin gewisseld wordt. Alleen wisselingen van het tweede type zijn van belang voor een theorie van beperkingen op code-wisseling. Een aantal gevallen van wisseling bij een voorzetselgroep vormen een probleem voor een theorie in termen van lineaire beperkingen: groepen die instrument en plaats uitdrukken volgen in het Spaans meestal het werkwoord, en gaan er in het Quechua meestal aan vooraf. Daarom is (6a) een mogelijk tegenvoorbeeld tegen een lineaire theorie, terwijl in (6b) de volgorde van beide talen wordt gerespecteerd:
(6) |
a. |
sipiway sipiway |
wurg me, wurg me |
|
con hilo de pita |
met henneptouw |
|
ni qanta ni pita |
zodat ik van jou noch iemand |
|
hayk 'aq munanaypaq |
ooit zal houden |
|
b. |
kaypi kanaykama |
zolang ik hier ben |
|
contigo dormire |
zal ik met je slapen |
Voor een theorie in termen van structurele beperkingen vormen geen van beide voorbeelden een probleem: er is eerder sprake van een modificatie-relatie tussen de voorzetselgroepen en de rest van de zin dan van een afhankelijkheidsrelatie. Merk in het voorbijgaan op dat er in (6a) een woordgrapje zit: Spaans pita ‘hennep’ klinkt hetzelfde als Quechua pita ‘iemand, accusatief’. Voorbeelden waarbij er na het onderwerp gewisseld wordt zijn geen probleem voor de lineaire theorie: in beide talen staat het onderwerp vooraan. Wel zijn het mogelijke probleemgevallen voor een structurele theorie: er is een afhankelijkheidsrelatie tussen subject en predicaat, hoewel dit niet meteen lexicale afhankelijkheid is. Voorbeeld (7) is een geval van wisseling na het onderwerp:
| |
| |
(7) |
paloma tocaza |
de tocaza duif |
|
marista waqashan |
weent zeeën |
Het is niet helemaal duidelijk of het onderwerp hier wel echt Spaans is: de woorden zijn Spaans, maar er ontbreekt een (in dit geval noodzakelijk) lidwoord.
Gevallen waarbij het lijdend voorwerp in een andere taal is dan het werkwoord zijn zowel voor een structurele theorie als voor een lineaire theorie een groot probleem. In het Quechua gaat het lijdend voorwerp aan het werkwoord vooraf, en in het Spaans is dat net andersom. Bovendien bestaat er een nauwe afhankelijkheidsrelatie tussen beide elementen. Daarom vormen voorbeelden als (8a) en (8b) een probleem voor beide theorieën.
(8) |
a. |
usqhay, usqhay quykullaway |
gauw, gauw geef me |
|
el veneno más activo |
het sterkste gif |
|
b. |
hayk 'awanmi kutichiwanga |
hoe geeft hij terug |
|
cuarenta soles gastasqayta |
de 40 soles die ik uitgaf |
Niettemin is het duidelijk dat de grootste groep gevallen van code-wisseling niet een hechte afhankelijkheidsrelatie binnen in een zin betreffen, en ook niet tegen de woordvolgordes van beide talen ingaan.
Het is niet goed mogelijk om aan het Spaans en het Quechua duidelijk onderscheiden functies toe te kennen binnen de coupletten. Dit blijkt onder meer als men de wisseling tussen de aangesproken personen en de rest van de zin bekijkt. Uit tabel 2 blijkt dat wisselingen beide kanten op voorkomen:
(9) |
a. |
auroritay, auroritay |
m'n dageraadje (bis) |
|
ya no mas contigo |
niet meer met jou |
|
b. |
señora Catalina |
mevrouw Catalina |
|
punkuykita kichay |
doe je deurtje open |
In (9a) wordt er in het Quechua aangesproken, in (9b) in het Spaans.
| |
4. Ontleningen in de wayno's
Als we de ontleningen binnen de wayno's classificeren naar grammaticale categorie dan blijkt de frequentie van de ontleende woorden redelijk overeen te komen met de hiërarchie in (4):
| |
| |
Zelfstandige naamwoorden |
158 |
Werkwoorden |
44 |
Bijvoeglijke naamwoorden |
17 |
Bijwoorden |
6 |
Telwoorden |
1 |
Nevenbeschikkende voegwoorden |
2 |
Ontkennende elementen |
2 |
Tabel 3: De ontleende woorden in de eerste 30 wayno's.
Zo laat tabel 3 onder meer zien dat voegwoorden betrekkelijk weinig ontleend worden, en naamwoorden betrekkelijk vaak. Een voorbeeld van een ontleend voegwoord is piru in (10):
(10) |
hina waqachun, hina |
laat 'm wenen, laat 'm gaan |
|
ripuchun |
|
|
piru ama nuqaq sutiypichu |
maar niet in mijn naam |
Er is alleen een probleem met de rekenmethode die in tabel 3 is toegepast: hoe weten we dat er niet veel Spaanse zelfstandige naamwoorden ontleend zijn omdat er überhaupt veel zelfstandige naamwoorden zijn? Om hierover zekerheid te krijgen is voor een kleinere groep wayno's het percentage in voorgekomen gevallen (tokens) berekend:
|
QUECHUA SPAANS % SPAANS |
Telwoorden |
0 |
1 |
100 |
Bijvoeglijke naamwoorden |
6 |
4 |
40 |
Zelfstandige naamwoorden |
118 |
67 |
31 |
Werkwoorden |
155 |
19 |
11 |
Bijwoorden |
8 |
1 |
11 |
Ontkennende elementen |
32 |
2 |
6 |
Persoonlijke voornaamwoorden |
13 |
0 |
0 |
Vraagwoorden |
21 |
0 |
0 |
Aanwijzende voornaamwoorden |
13 |
0 |
0 |
Voegwoorden |
1 |
0 |
0 |
Postposities |
1 |
0 |
0 |
Tabel 4: Ontleningen in de eerste 10 wayno's; Spaanse tokens als percentage van totaal aantal tokens.
Het beeld dat uit tabel 4 naar voren komt wijkt niet sterk af van de categoriale hiërarchie in (4). Door de kleine steekproef moet de rangorde niet geheel serieus genomen worden. Vooral om iets zinnigs te zeggen over de ontleenbaarheid van functiewoorden moet veel diepgaander en uitgebreider onderzoek worden gedaan. Het feit dat telwoorden en adjectieven boven zelfstandige naamwoorden
| |
| |
staan kan toeval zijn, gevolg van de kleine getelde hoeveelheden. Niettemin moet worden opgemerkt dat in het Quechua telwoorden, bijvoeglijke, en zelfstandige naamwoorden morfologisch allemaal tot dezelfde categorie behoren. Als we beperkingen op ontleningen in termen van de ontvangende taal formuleren (en dat ligt voor de hand), dan komen we tot de hiërarchie in (11), op basis van tabel 4:
(11) |
NOMINAAL |
V / Adv |
Neg |
rest |
Deze hiërarchie komt overeen met die in (4), afgezien van het feit dat er geen voorzetsels in voorkomen. Op voorzetsels kom ik later nog terug.
| |
5. Mengvormen: tussen ontlening en code-wisseling?
Bij de analyse van de wayno's blijken vrij veel fragmenten moeilijk in te passen in de categorieën ontlening/code-wisseling. In tabel 1 werden 23 van de 100 wayno's geclassificeerd als dit soort ‘mengvorm’ bevattend, maar er blijken bijna even veel soorten vermenging te zijn als gevallen. Ik zal ze bespreken gerangschikt naar de mate waarin ze meer ‘Quechua’ of meer ‘Spaans’ van aard zijn.
| |
(a) zware ontlening, met Quechua diminutief suffixen
In sommige wayno's komen fragmenten voor waarin bijna alle woorden zijn ontleend, en het soms lijkt of de Spaanse woordenschat op zich een poëtisch element vormt:
(12) |
traguchallay binuchallay |
m'n borreltje m'n wijntje |
|
binti graduschallay |
van een graad of 20-je |
|
llakipipas phutipipas |
in droefheid en kommer |
|
kumpañiruschallay |
m'n maatjes |
| |
(b) vervanging van Quechua basisvocabulair
In een aantal gevallen worden soms elementen uit het Quechua basisvocabulair vervangen, zoals saqi- ‘verlaten’:
(13) |
dixallaway mama |
verlaat me maar moeder |
|
dixallaway tayta |
verlaat me maar vader |
| |
(c) het gebruik van Quechua/Spaanse doubletten met behulp van relexificatie
Soms wordt er naast de vervangende Spaanse vorm ook nog de Quechua vorm gebruikt:
(14) |
yacharankitaq |
als je 't wist |
|
sabirankitaq |
als je 't 'ns wist |
| |
| |
In (14) is yacha- het Quechua woord voor ‘weten’ en sabi- het Spaanse woord. Op dezelfde manier is in (15) sapa- het Quechuawoord voor ‘alleen’ en sulu- het Spaanse woord. In beide gevallen wordt het Spaanse woord morfologisch en syntactisch op de manier van het Quechua gebruikt:
(15) |
sapayta rikuwaspa |
als je me alleen ziet |
|
suluyta rikuwaspa |
als je me alleen ziet |
| |
(d) ontlening van complexe namen
Er komen niet alleen ontleningen van een enkel woord voor, maar ook van complexe namen:
(16) |
yerba dil olbiduta |
vergetelheidskruid |
|
pallarashan nispa |
verzamelt ze zegt men |
| |
(e) gereduceerde Quechua syntaxis, deels Spaans lexicon en morfologie
In het volgende voorbeeld komt de naamwoordelijke constituent numiru nuybi ‘(van het bataljon) nummer negen’ voor zonder voorzetsel, en het geheel is eerder een reeks dan een zin:
(17) |
suldaditus kani |
ik ben een soldaatje |
|
numiru nuybi |
van nummer negen |
|
balinti muchachu |
flinke jongen |
|
Qusqu llaqtaymanta |
uit m'n stad Cusco |
| |
(f) ontlening met Quechua woordvolgorde en met Spaanse concordantie
In (18) gaat het adjectief amarga ‘bitter’ aan vida ‘leven’ vooraf, net als in het Quechua, maar het concordeert ermee in geslacht en getal, net als in het Spaans:
(18) |
yuyarinkichu yuyarishanin |
herinner je, in herinner me |
|
amarga bida pasasqanchista |
het bittere leven dat we leidden |
| |
(g) het gebruik van nieuw-gevormde ontleningen
Soms worden elementen als simplex woord ontleend die in het Spaans meer dan een woord vormen. In (19) treffen we daliy aan dat bestaat uit de Spaanse werkwoord plus pronomen combinatie da + le ‘geef hem’, gevolgd door het Quechua imperatief suffix -y.
(19) |
daliy daliy karsiliru |
door maar, door maar, gevangene |
| |
(h) semi-syntaxis met gemengd vocabulair
Deels als het gevolg van de versvorm, die dwingt tot korte zinnen, zijn er een aantal gevallen waarbij niet echt van een hetzij
| |
| |
met de Spaanse, hetzij met de Quechua syntaxis corresponderende constructie sprake is. Een voorbeeld is (20), waarin het koppelwerkwoord ontbreekt:
(20) |
nuqaq munaqniy bastanti |
er zijn er genoeg die van me houden |
| |
(i) Spaanse woordvolgorde, geen concordantie
Er zijn gevallen waarin de woordvolgorde (zelfstandige naamwoord, bijvoeglijk naamwoord) correspondeert met het Spaans, maar de concordantie niet correct is: Jesus is grammaticaal mannelijk, maar Santissime heeft een vrouwelijke uitgang.
(21) |
Jesus Santissima |
Heiligste Jezus |
| |
(j) ontlening van Spaanse voorzetsels
In een aantal gevallen worden Spaanse voorzetsels ontleend, hetgeen in gesproken Quechua schier onmogelijk is. In (22) vinden we ontlening van disdi in een couplet, en het voorkomen van hetzelfde voorzetsel desde in een gewisselde regel van het volgende couplet:
(22) |
disdi warmamanta |
van kinds af aan |
|
yanayuq kanaypaq |
om met een geliefde te zijn |
|
|
desde su palacio |
vanaf haar paleis |
|
gubernu kamachikamun |
beveelt de regering |
| |
(k) Spaanse woordvolgorde en concordantie
Blijkens de uitspraak en de aanhechting van het eerste persoonssuffix -y gaat het hier om een Quechua fragment, maar in de tweede regel van (23) vinden we Spaanse woordvolgorde, net als in (21), en concordantie: zowel uxa als ridunda hebben de vrouwelijke uitgang:
(23) |
kuka kintuchay |
m'n handjevol coca |
|
uxa ridunday |
m'n met een rond blad |
| |
(l) ontlening van pseudo-vormen met Spaanse syntaxis
In het volgende voorbeeld is het frame yerba de...‘kruid van’ aan het Spaans ontleend, maar hampitaqa ‘geneesmiddel’ is weer Quechua:
(24) |
yerba de hampitaqa |
geneeskruiden |
|
t 'ipisharan nispa |
verzamelde ze zegt men |
| |
(m) gebruik van Spaanse zinsinleidende adverbia en voegwoorden
Een potentieel ingrijpende aanpassing aan het Spaans vormt het gebruik van Spaanse elementen als zinsinleidende voegwoorden. In
| |
| |
het Quechua worden voegwoorden maar zelden gebruikt en staan ze aan het einde van de zin. In (25) treffen we siguru ‘zeker’ aan, in (26) akasu ‘misschien, alsof’.
(25) |
siguru manaña mamayqa kanchu |
zeker al dat ik geen moeder meer heb? |
|
sigura taytayqa manaña kanchu |
zeker dat ik al geen vader meer heb? |
|
(26) |
akasu nuqapaq mansana |
alsof ik gebrek heb aan |
|
phaltanchu |
appels |
|
akasu nuqapaq sultira |
alsof ik gebrek heb aan |
|
phaltanchu |
meisjes |
In (27) is een Spaans werkwoordsvorm, a ver ‘laten we eens kijken, te zien’ als zinsinleidend element gebruikt:
(27) |
chukchachaykita t 'ipiykukuy |
trek eens aan je haartjes |
|
awir manachus nanasunki |
kijk eens of 't geen pijn doet |
In (28) tenslotte hebben we te maken met een echt Spaans voegwoord, aunque ‘hoewel’:
(28) |
anki runachq wawachallanwanpas, pichiwchay |
al is het met het kind van een ander, duifje |
|
anki runachaq ususichanpas, pichiwchay |
al is het met de dochter van een ander, duifje |
| |
(n) gebruik van Spaanse bevroren uitdrukkingen
De vorm isusi in (29) is afgeleid van eso si ‘dat ja’:
(29) |
isusi, isusi |
dat wel, dat wel |
|
mana pipas yachan |
niemand weet het |
In (30) is akistuy afgeleid van aqui estoy ‘hier ben ik’:
(30) |
akistuy mansana |
hier ben ik, appel |
|
akistuy piristuy |
hier ben ik, klaar |
| |
(o) bijna betekenisloos Spaans
In (31) treffen we correct Spaans aan (met Quechua uitspraak), maar ter wille van het binnenrijm sintu dusintus zijn er woorden gebruikt met weinig betekenis:
(31) |
ay dibiras dibiras |
echt waar, echt waar |
|
lu sintu dusintus |
het spijt me tweehonderd |
Iets dergelijks vinden we in (32), in de context betekenisloze
| |
| |
Spaanse leenwoorden, met Quechua uitgangen:
(32) |
karitillaschay |
m'n wagentjes |
|
ispiquillaschay |
m'n stekeltjes |
|
karritiraschay |
m'n weggetjes |
|
ispirillaschay |
m'n wachtjes |
Het lijkt alsof de vorm van de Spaanse woorden hier een eigen leven gaat leiden.
| |
(p) Spaanse tekst met Quechua uitspraak
Het laatste voorbeeld hier is goed Spaans met volledig Quechua uitspraak. Alle klinkers zijn i, u, of a, tweeklanken zijn vereenvoudigd, etc.:
(33) |
la sinta murada |
de paarse band |
|
ki tinis kulur |
jij die kleur hebt |
|
asi yu kuntigu |
zo ik met jou |
|
nu puydu kirir |
kan ik niet beminnen |
| |
6. Conclusies
Hoe kunnen we nu orde brengen in de chaos van de in de vorige sectie opgesomde verschijnselen van taalmenging? Het antwoord dat ik zou willen suggereren is: door het begrip grammaticale modulariteit serieus te nemen. Je zou je voor kunnen stellen dat de grammatica weliswaar geen grabbelton is, maar bestaat uit een aantal los van elkaar gedefinieerde componenten of modules. Dit zouden onder meer kunnen zijn:
(34) |
woordenschat |
|
uitspraak |
|
woordvormingsregels |
|
concordantie |
|
volgorderegels |
Stel nu dat deze modules zo los staan ten opzichte van elkaar dat een module uit taal A kan worden gekoppeld aan eentje uit taal B. Een voorbeeld hiervan treffen we aan in (33): Spaans met Quechua uitspraak. Op dezelfde manier zagen we in (21) de loskoppeling van woordvolgorde en concordantie. In feite impliceert de notie modulariteit en de specifieke interpretatie daarvan in (34) dat het schema in (1) waarbij aan woordontlening meteen fonologische, morfologische, en syntactische integratie werd gekoppeld, niet kan kloppen. Nu zal in normaal gesproken taalgebruik ontlening meestal gepaard gaan aan aanpassing van de uitspraak, maar dat is
| |
| |
voor taalvermenging in het poëtisch taalgebruik van de wayno's daarom een kompleter beeld van de modulariteit van de grammatika dan het dagelijks taalgebruik. Het onderzoek naar taalvermenging kan daarom ook een bijdrage leveren aan het inzicht in modulariteit: hoe los staan de verschillende componenten van de grammatika van elkaar?
In het voorgaande heb ik proberen aannemelijk te maken dat de bestudering van tweetalige liedjes, in dit geval liedjes uit het Andes-gebied, vruchtbaar kan zijn bij het nadenken over de vraag hoe het proces van taalvermenging grammaticaal wordt beperkt.
In de periode na de mondelinge voordracht van deze bijdrage hebben een aantal onderzoekers me geattendeerd op andere gevallen van taalvermenging in liedjes: Lawrence Carrington wees me op het door elkaar gebruiken van Frans en Engels (of daarmee verwante taalvormen) in de calypso's van Trinidad en St. Lucia. Rik Boeschoten attendeerde me op Weinreichs werk op het gebied van Jiddisch-Duitse ‘Mischlieder’ en Dick Coutinho op Spaan-Arabische poëzie uit de Middeleeuwen. Brigitte Schludermann onderzoekt de vermenging van Hoog- en Laag-Duits in Middeleeuwse poëzie uit Rijnland en de Lage Landen. De veelheid en verscheidenheid van liedjes en gedichten in verschillende talen biedt vruchtbaar materiaal voor een vergelijkende studie van zowel de grammaticale als sociaal-culturele aspecten van dit soort taalvermenging.
| |
Bibligrafie
Appel, René en Pieter Muysken (1987), Language Contact. Edward Arnold, London. |
DiSciullo, Anne-Marie, Pieter Muysken en Rajendra Singh, Government and code-mixing. In: Journal of Linguistics (1986) 22: 1-24. |
Escobar, Gabriel en Gloria Escobar (1981), Huaynos del Cusco. Cusco. |
Hart-Gonzalez, Lucinda (1979), The Huayñito: a multilingual, multi-channel event. Manuscript, Georgetown University. |
Haugen, Einar, The analysis of linguistics borrowing. In: Language (1950) 26: 210-231. |
Muysken, Pieter, Spaan en Quechua in Ecuador. In: Tijdschrift voor Taal- en Tekstwetenschap (1981) 1: 124-138. |
Poplack, Shana, Sometimes I'll start a sentence in English Y TERMINO EN ESPANOL. In: Linguistics (1980) 18: 581-618. |
Poplack, Shana en David Sankoff, Borrowing: the synchrony of integration. In: Linguistics (1984), 22: 99-136. |
Treffers, Jeaninen (1987), Code-wisseling en taalcontact in Brussel. Publikatie Instituut voor Algemene Taalwetenschap van de Universiteit van Amsterdam. |
|
|