'De briefwisseling Balthazar Huydecoper - Gerard Meerman en Huydecoper's onvoltooide voorrede tot de Rijmkroniek van Melis Stoke'
(1948)–Henri A. Ett– Auteursrecht onbekendXV.Wel Edele Gestrenge Heer
Ik bedank UWelEdGestr voor de vriendelyke communicatie van de hiernevens te rug keerende oude Handschriften, die langer onder my gebleeven zyn dan ik gedacht had, of my lief is. Uit de Nederduitschen heb ik niet veel nieuws geleerd; maar aangemerkt, dat in 't korte Kronykje, door den Heer Mieris achter den klerk uitgegeven,Ga naar voetnoot1) verscheiden brokken voorkomen die ontleend schynen uit dat in folio .. Het andere, in den | |
[pagina 136]
| |
Franschen band, is, gelyk UWEGestr. scheen te vermoeden, ganschelyk het zelfde met het geene hier in 1751 gedrukt is. Van meer nut is my geweest de Latynsche Kronyk, welker Maaker ik noit Meerhout zou genoemd hebben indien ik tyds genoeg gezien had, waar, en hoe, die naam daar getekend staat. Die my eerst in dat verkeerd begrip gebragt heeft is van Loon, die ik wist dat een oud MS bezat; en ik meende zulks waarschynelyk te konnen maaken uit Mattaeus. Doch ik erken nochmaal mynen misslag, waar voor UWEGestr. dank weete. Nadat ik het zelve eens doorloopen had, verwonderde ik my niet meer, dat zo veele laatere Uitgeevers van oude Kronyken zich beroepen op Handschriften, die meer behelzen dan de vroegere Uitgaaven. Gelukkig noch, zo die Byvoegsels niet lynrecht stryden tegen de Autheuren zelfs; waarvan ik staaltjes gevonden heb in DitmarusGa naar voetnoot1), SigebertusGa naar voetnoot2) en anderen. Ook zyn en Douza, en Scriverius, niet altyd even gelukkig geweest daar zy dit Chronicon dachten te verbeteren; en daarom ik niet pryzen, dat men zyne in vallende gedachten en bloote gissingen, in de oude MSS zelfs, aantekent: te meer, omdat zy beide de Uitgaave van SchottusGa naar voetnoot3), Scriverius ook die van Sweertius, by de hand hadden. Ik verheug my, dat dit Werk een' nieuwen Uitgeever gevonden heeft; waarom ik, die niet geneegen ben myne voeten in eens anders | |
[pagina 137]
| |
schoenen te zetten, my onthouden hebbe van byzondere Critiques. alleenlyk kan ik niet zwygende overstappen de groote verbystering. waarin de Uitschryver geweest is op 't jaar 1197, daar hy alles door éen haspelde, omdat hy alles, wat tot de jaaren 94 en 95 behoorde, over 't hoofd hadt gezien; waar door hy zich genoodzaakt vondt, om 'er uit het zyne tusschen te voegen, Set ut ea quae vivente Balduino ad huc Episcopo gesta sunt breviter replicemus:Ga naar voetnoot1) welke woorden niet zyn van den Autheur. Aanmerkelyk is, dat deeze zelfde wanorden ook gevonden wordt in de Ed. van Sweertius (misschien ook in die van Schottus) Doch ik zie met vermaak, dat Douza daar noteerde: Ordo historiae transpositus corrigendus ex v. MSc HarlemGa naar voetnoot2). dat is uit het MS in folio, of nu, uit de Uitgaave van Matthaeus: daar integendeel, op 't begin van 't jaar 1197, achter de woorden, coram Apostolico, zeer kwaalyk is ingevoegd, scilicet domino Innocentio III:Ga naar voetnoot3) want die is eerst Paus geworden in 1198. 't Welk den autheur, die toen leefde en schreef, beter bekend was dan aan Douza of Scriverius, die deeze glos, de een op 't MS, de ander op Sweertius, in den text, daarze niet gevonden worden, wilden ingevoegd hebben. Maar hoeveel MSS van deeze Kronyk heeft Douza gehad of gezien? Dat in fo begon eerst met, of in 1168. en in dit schreef Douza, op 't jaar 1122 f. 10 adde ex MSc Alem. an. 1139 f. B b. ita ex altero MSc. hunc annorum numerum correximusGa naar voetnoot4). En f. 14. Omnes, etiam Schotti Ed. an. 1162 op 't einde, tweemaal, Adde ex MSc. En op 't voorgaande jaar 1161, ab est tamen a MSc BV A. Maar het MSc. Iunii, of Junii MSc. of Cod. Iun. MSc. &c is dat | |
[pagina 138]
| |
van Melis Stoke, waaruit de eerste Ed. in 1591 ontleend is, en 't zelfde waarvan de Heer Alberti my het gebruik voorheenen gegund heeft; gelyk Iunius eerst aan Douza gedaan hadt: eene omstandigheid, die my lief is te weeten. zie Scriverius op f. 32 b. en f. 35. Eer ik eindige, heb ik de eer UWEGestr. te feliciteeren met den kostbaaren inkoop van de MSS uit de Bibliotheek der Fransche Iesuiten, als mede met de nieuwe acquisitie UWEGestr. van Haarlem toegekomen; hoewel het mogelyk de Uitgaave van het langgewenscht Werk wat vertraagen zal. Enz. Ik blyve met verschuldigde hoogachtinge Wel Edele Gestrenge Heer UWelEdGestr. onderdanige en gehoorzaame Dienaar
B. HUYDECOPER
Amsterdm den 2 Febr. 1765.
Origineel in het Museum Meermanno-Westreenianum (S. 113 Portef. 10) en twee concepten, met afwijkende lezing, in het Huydecoper-archief. |
|