Gezangboek voor vrijmetselaaren

[p. 280]

De orde aan de vier loges in het oosten van Amsterdam.

Air: L'amour est un enfant trompeur.

ô Viertal Loges, die, aan 't Y,

Verëenigd, als vriendinnen,

Voor de edele Vrij-Metslaarij

Verëerers tracht te winnen.

Reikt mij uw zusterlijke hand;
Haalt toe den zachten broederband,

Om hen, die u beminnen.

De welbeminde^(a) en de eendracht^(b) zal

Mij nimmermeer begeven:

Liefdadigheid^(c) wil overäl

Met vrede^(d) mij omzweven.

Stemt, Broeders! uw harmoniesch lied:
Het heilige ‘Vergeet mij niet!’

Zij door u aangeheven.

(a) la bien - aimék.

(b) concordia vincit animos.

(c) la charité.

(d) la paix.

[p. 281]

 

Verheugd en zingend wandelt gij,

 

Op 't hobblig pad der tijden,

 

Langs 't paslood der Vrij-Metslaarij

 

Ten spijt der ongewijden.

 

Och, kenden ze uw verheven lied:

 

‘Vergeet ons niet! Vergeet ons niet!’

 

Hoe zouden ze u benijden!

 

 

 

Reik, Zusterschaare, reik uw hand

 

Aan allen, die, als zoonen

 

Van 't zelfde huis, in 't Vaderland

 

Der Metslaarije woonen!

 

Vergeet het ongekunsteld lied

 

Der Kindren van de Weduw niet:

 

Gij zoudt haar' invloed hoonen.

 

 

 

Maar toon steeds uwen scherpen rand

 

Aan die ontaarte kindren,

 

Die, schoon verëenigd door mijn' hand,

 

Mijn wonderkracht vermindren.

 

Onwaardig zingen ze ook het lied

 

Der harmonie; doch merken niet,

 

Dat zij haar fmelting hindren.