Gezangboek voor vrijmetselaaren(1806)–Jan Steven van Esveldt Holtrop, Willem Holtrop– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 204] [p. 204] De liefdaadigheid. Air: En aimant ja veux toujours &c. Een gouden kroon moog vorsten sieren! Praalt, helden! praalt met krijgslaurieren, Plant op uw graf een glorievaan; Den menschenvriend, zoo groot, zoo edel, Siert paradijsloof om zijn' schedel, Bepaereld met 's volks dankbre traan; Geen marmren zuil, noch schelle saam Verbreidt zijn' naam. [pagina 205] [p. 205] 't Geluk, dat hij alöm doet bloeijen, Doet elk van zuivre erkendnis gloeijen; En zeegnend knielen waar hij rust; De weduw roemt zijn mededoogen, Daar 't weesjen, aan 't gebrek onttoogen, Zijn koude grafzerk gloedend kust. Zijn reine deugd heeft majesteit In 't rond verspreid. Liefdaadigheid kan 't sterslijk leven Met eindloos klimmend heil doorweeven: Wie leenigt immer harde smart? Wie kan, door 't Broederleed bewoogen, Een traan van Broederwangen droogen, Vreemd van een hemel in zijn hart? Wie toch verzagt ooit zielverdriet En juigcht ook niet! [pagina 206] [p. 206] Liefdaadigheid, Gods beeld op aarde, Gij geest der menschheid hooge waarde: Woon steeds in onzer Broedren rei! Ja! laat ons Vrije-Metselaaren, De priesters zijn aan uwe altaaren; Der armen bang en droef geschrei Verändren, door u, eedle deugd! In dankbre vreugd: Vorige Volgende