Gezangboek voor vrijmetselaaren(1806)–Jan Steven van Esveldt Holtrop, Willem Holtrop– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 168] [p. 168] Aan afreizende broeders. Gij zult dan dit verblijf verlaaten, Waar ons de vriendschap hield gesnoerd, Steeds wordt gij, zie 'k mijn' wensch bekroonen, Langs reozenpaden heèn gevoerd. Uw weg zij, door de tweelings-broedren, Geftaâg met zuivre glans bestraald; Wijl de eigen drift, die ons bezielde, Zich ook op uwe blikken maalt. [pagina 169] [p. 169] Uw kunde leer' den ongewijden Het grootsche doel der Metslaarij! Dat, waar de dagtoorts rijze of daale, Elk zich met u der Orde wij'! Uw deugd moet' haaren roem verbreiden, Maak' haar alöm beminnenswaard, Zoo stigt' elk uwer haar altaaren Van d' een' tot d' andren pool der aard. Gij, onschuld, telg van 't lagchend Eden, Verzel gij onzer Broedren schreên, Gij, vriendschap, wijsheid, schoonheid, sterkte Wilt immer aan hun zijde treên. ô Deugd! blijf gij hun altijd heilig, En voer hen weder naar dit oord, Waar elk, in d'arm der reden, veilig, Haar wetten en haar pligten hoort. Vorige Volgende