Gezangboek voor vrijmetselaaren(1806)–Jan Steven van Esveldt Holtrop, Willem Holtrop– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] Na het aanneemen van eenen leerling. Air: Femmes! voulez vous éprouves. Wie daalt zoo stil, zoo plechtig neêr, Met stralen, die haar 't hoofd omringen? Komt de Orde-zelf, gelijk welëer Door hare schaduwwolken dringen; Gelijk, toen ze, in de bastaardij Van 't menschdom, de aarde kwam begroeten? Wees welkom dan, Vrij-Metslarij! Wij strooijen bloemen voor uw voeten. [pagina 140] [p. 140] Maar hoe? Wij zien uw' sluijer niet! Geen gaas bedekt uw heldere oogen! Gij toent ons een verlicht verschiet, En alle uw neevlen zijn vervlogen! Waar zijn uw raadzelächtig kleed, Uw sphinx en uwe tooverroede? Beveel, Godin! wij staan gereed. Zijt gij uw stille schuilplaats moede? Zij antwoordt niet... vaart weêr omhoog... Wenkt... en een wolk bedekt haar stralen. Blijf! - of, voor 't minst, doe in ons oog Eén straaltjen van uw schijnsel dalen! - 't Was Wijsbegeerte, te eener dracht Met Vrije - Metslarij geboren, Haar' liefling heest zij ons gebracht, Om ook haar zusters stem te hooren. [pagina 141] [p. 141] Weläan, Minerva's gunsteling, Wees welkom in dit heilig duister! Zij spreekt in onzen Broederkring; Maar met een stil en zacht gesluister. De Zon, die ons tot gids verstrekt, Is met een dikke wolk betrokken; Dan, zoo zij haar gelaat bedekt, Is 't om ons verder voort te lokken. Vorige Volgende