Gezangboek voor vrijmetselaaren(1806)–Jan Steven van Esveldt Holtrop, Willem Holtrop– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Pit der vrije-metselaarij. De blinde waereld moog vrij raamen, Waarin Vrij-Metslaarij bestaa, En zeggen dat we ons zelven schaamen 't Geheim te ontdekken. 't Is te spaê, Profaanen! houdt op met verdoemen. Wij kennen ons geweten vrij. Koomt, laat ons u ook Broeders noemen, Leeft eens voor Vrije-Metslaarij. bis. [pagina 77] [p. 77] Wij eeren deugd, waar wij die vinden, En vraagen nooit wat men gelooft; Maar wat men doet, - Kent, ô verblinden! Den boom der kennisse aan het ooft. Waant nooit dat één der Broederkringen, Der achtbaare Orde onwaardig zij; Alleen de bloem der stervelingen Wordt kern der Vrije-Metslaarij. bis. Een burger van 't heeläl te weezen, Aanbiddend dien het heeft gewrogt, Die magt-alleen eerbiedig vreezen, Aan wie het alles is verknogt: Geen mensch, maar wanbedrijven haaten; Doen, wat men wensch, dat ons gedij'; Al wat naar boosheid zweemt, verlaaten, Is 't pit der Vrije - Metslaarij. bis. [pagina 78] [p. 78] Der reden eenen troon te stigten; In 't oord, waar de overtuiging woont, En waare wijsheid wil verlichten, En deugd zoo gaarne mild beloont, Zij steeds het doel van 't ijvrig streven. De Broederschap zegg', vrij en blij, Vrij - Metslaarij! dra geeve uw leven, Den doodsteek aan de dweeperij. bis. Vorige Volgende