Gezangboek voor vrijmetselaaren

[p. 52]

Vrij-metselaarij de school van deugd en verlichting.

Air: Rien n'est si beau, rien n'est si bon.

Op 't pad der wijsheid voorttestreven;
Als echt Vrij-Metselaar te leven,

In spijt van laster, smaad en hoon:

Niets is zoo schoon:

Te volgen 't pligtgebod der reden,
In voorspoed en in tegenheden,

Met een oprecht en kalm gemoed,

Is 't hoogste goed.

[p. 53]

 

De wetten van 't maatschaplijk leven,

 

Door orde en wijsheid voorgeschreven,

 

Eerbiedigt Vrije-Metslaarij

 

In maatschappij:

 

Het gantsche menschdom te verlichten;

 

Der deugd altaren opterigten,

 

Dit is het doel, uit eigen aart,

 

Der Orde waard'.

 

 

 

Wat ook de duisterling moog' gissen, -

 

Die toch in zijn besluit moet missen, -

 

Dit edel doel van haar gebied

 

Ontveinst zij niet.

 

Dan, hoe 't nieuwsgierigheid moog' tergen,

 

Haar' middlen zal zij steeds verbergen:

 

't Geheim, de grondzuil van haar' troon,

 

Is overschoon.

[p. 54]

 

Dat laster, dweep- en heerschzucht woelen,

 

Den val der Metslaarij bedoelen;

 

Zij woont, onkwetsbaar voor haar schicht,

 

In Godlijk licht!

 

Het driest vooröordeel moge keffen,

 

Zij blijft het hoofd ten hemel heffen:

 

Zij was altoos, en zal steeds zijn

 

Onze oogelijn.