Woord vooraf
Dit boek is niet geschreven maar verteld. Mijn man vertelde graag van zijn vervlogen jaren. Hij kon met enkele woorden een persoonlijkheid of situatie zo duidelijk maken, dat ik bijna meende dat alles zelf te hebben meegemaakt. In zijn stem lag iets, dat ik voor mijzelf wijd noemde en dat voor mij een grote verte open maakte.
Langzamerhand begon ik te begrijpen, dat ik moest bewaren wat hij zo zorgeloos uitstrooide en het vertellen werd dicteren. Hij vertelde op allerlei tijden, naar dat het hem inviel; daarom had ik in alle kamers papier en potlood klaar liggen.
In de loop der jaren werden die blaadjes papier tot een stapel. Sommige waren beschreven aan de ontbijttafel bij de laatste kop koffie en de eerste sigaar. Hij vertelde op wandelingen door de bossen en de heide of langs het Zandvoortse strand, en zo gauw wij thuis waren, kwam ik hem plagen met mijn blocnote en potlood. Wanneer wij soms samen in een café zaten, gebeurde het dat de oude stemming bij hem naar boven kwam en hij begon te vertellen over wat vroeger in de cafés werd bepraat en gedaan.
Het best ging het 's avonds als wij zaten tussen de kachel en de lamp, als hij de rookwolken uitblies van de laatste sigaar van de dag en de theeketel suisde en zong. De theeketel kon hij niet missen, dat was een Arabische muziek, zei hij, eentonig en suggestief.
Wanneer er in dagen niets was opgeschreven en ik hem dat 's avonds verweet, begon hij zittend op de rand van zijn bed te dicteren en ik stond dan bij hem te schrijven, dikwijls tot laat in de nacht bij het licht van een kaars. Hij had een voorkeur voor petroleumlampen en kaarsen, en dikwijls hadden wij geen ander licht, want hij woonde graag op afgelegen plaatsen.
In latere jaren toen ik aandrong om iets van de herinneringen