Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vervlogen jaren (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vervlogen jaren
Afbeelding van Vervlogen jarenToon afbeelding van titelpagina van Vervlogen jaren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

ebook (3.94 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vervlogen jaren

(1938)–Frans Erens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Kroegen en de Literatuur

Ik heb ergens gezegd, dat het schijnt dat nieuwe ideeën over kunst worden geboren in tabaksrook bij het gerinkel van glazen, het heen-en-weer-geloop van kellners en het langsstrijken van onverschillige bezoekers...

Zoo maakte ik het in Parijs mee, zoo in Amsterdam. Het zal wel overal zoo in zijn werk gaan. Zoo wordt de gunstige atmosfeer gemaakt voor het opkomen der ideeën. Woorden vliegen en gedachten botsen, dan komen de lichtflitsen en later worden in eenzaamheid de concepties tot de werkelijkheid gebracht. In de fase van het wordingsproces kan de literator niet volkomen geïsoleerd zijn, daardoor zou hij zijn verstands- en gevoelsleven spoedig zien uitsterven.

Een ingaand en vruchtbaar gesprek wordt gehouden in een of andere bierkroeg en bij de herinnering daaraan doemt de omgeving mede op in de memorie en het is daarom, dat ik nu en dan met een soort liefde vertel van al die lokalen en lokaaltjes, waar wij kwamen niet om te drinken, maar waar werd gedronken omdat wij bij elkaar wilden zijn. Daardoor hebben wij, grootendeels onverdiend, de reputatie van drinkers gekregen.

Ik heb zelf in mijn later leven verschillende malen een soort vijandschap ondervonden omdat ik er ‘een van De Nieuwe Gids’ was geweest. Een dame weigerde mij om die reden haar huis te verhuren, zooals zij zeide.

Uit al die lokalen waar ik heb gezeten en gepraat, komen sommigen zich nu en dan weer aandienen in mijn geheugen.

Ik zat na een vergadering van Flanor met Van Looy op een avond in ‘De Oude Graaf’ in het begin van de Kalverstraat. Daar schreef hij Flanors Feestzang voor mij op. Het is ook een van die vele verdwenen café's, centra van ouderwetsche gezelligheid. Waar zijn ze allemaal gebleven? Afgebroken zijn ze, verbouwd tot bioscopen en modemagazijnen. Zoo sterven de huizen in de straten, zoo sterven de straten, zoo sterven de steden.

Ik geloof dat er in het zoogenaamd conservatieve Nederland meer wordt afgebroken en verwoest dan overal elders. Ik heb dat land dan ook nooit gezien als conservatief in den waren zin.

Het was in '89 en '90 dat wij bijna iederen avond in de

[pagina 191]
[p. 191]

Poort van Cleve kwamen, waar het na negenen gewoonlijk leeg was, zoo tenminste dat er op die latere uren ruimschoots plaats was te krijgen. Breitner, Witsen, Aletrino, Isaac Israels, Kloos, Diepenbrock, Jan Veth, Karsen, Boeken, ik meen ook Van Deventer, Van Looy ontmoette ik er vaak. Boeken schreef daar menige bladzijde wanneer de bezoekers nog niet waren gearriveerd.

Wij zorgden gewoonlijk een goed tafeltje machtig te worden tegen den muur of in een hoek en de conversatie steeg nu en dan tot luidruchtigheid, waarin zij echter alleen verviel tengevolge van een humor van goeden huize.

De kellners van de Poort waren meestal sinds jaren daar in dienst en in geen enkel café van heel Amsterdam was er zulk een stel van degelijke, betrouwbare bedienden als daar. Wij waren dan ook allen met naam en toenaam bij hen bekend. Zij vlogen voor ons en brachten ons spijs en drank, zooals wij het gaarne hadden.

Ik heb er heel wat kopjes koffie en glazen bier gedronken. In geen ander café in Amsterdam werden de spijzen op een dergelijke manier afgeroepen als daar.

Wanneer iemand bestelde aan den uitersten hoek bij de vensters een halve biefstuk met zachtgebakken aardappelen, schreeuwde de kellner het van daar naar het buffet aan het andere einde der zaal over alle hoofden heen. Dan werd het van het buffet nog eens naar de keuken toegeschreeuwd.

Het afroepen gebeurde met een bijzondere stembuiging, die alleen met de levende stem is weer te geven en dan nog is het moeilijk, voor hem zelfs die het vaak heeft bijgewoond. Zoo vlogen dan ‘rolpens met gebakken aardappelen’, ‘erwtensoep met worst’, ‘erwtensoep zonder worst’ en andere namen van spijzen langs de ooren der bezoekers. Biefstuk en aardappelen en namen van gebakken visch werden op bepaalde manieren uitgeschreeuwd.

Van de kellners heb ik onthouden Johan, Willem, Anton, Frans...

In die dagen gaf het weekblad De Amsterdammer wekelijks een groote lithografie uit, geteekend door Jan Veth. Die serie werd genoemd: Bekende tijdgenooten. Daarin waren opgenomen de politicus Kerdijk, Schaepman en anderen. Jan Veth teekende daarvoor ook ‘Johan van de Poort’.

De kellners stelden dit op prijs en in hun bereidwilligheid was iets vriendschappelijks. Johan was de stoere, parmantige, ernstige; Willem de meest vertrouwelijke en gedienstige. Hij was suikerbakker geweest en in '89 had hij den Eiffeltoren in

[pagina 192]
[p. 192]

suiker gemaakt. Hij meende dat wij die allen moesten komen kijken. ‘Het is een waar kunstwerk’, zeide hij, ‘en ik heb er al met mijnheer Veth over gesproken.’

En wanneer er café's uit den ouden tijd zijn blijven bestaan, zijn zij verbouwd tot moderne lokalen, waar de ouderwetsche gezelligheid uit is weggevlogen.

Vroeger was het gesuis der gaspitten een begeleiding der gesprekken. De menschen van nu kennen niet meer dat meezoemen der gasvlammen bij het vallen der woorden. In het gedempte licht konden de ideeën misschien beter ontkiemen. Het was werken wat wij deden wanneer wij daar zoo zaten of stonden. Als ik zeg ‘stonden’, dan denk ik aan Bols, de Drie Fleschjes of Wynand Fockink. Dit laatste is tamelijk veilig voor de veranderingszucht. In dat ouderwetsche lokaaltje in de Pijlsteeg met de groote gekleurde dikbuikige flesschen uit vorige eeuwen, waar Zoutmans Zoet en Bitter of Half en Half werden geschonken in de fraaigevormde klassieke kelken, zijn heel wat woorden door ons gesproken. De omgeving scheen bevruchtend te werken op den geest... het gasvlammetje waaraan de sigaren, die onder het voortdurende praten waren uitgegaan, telkens werden opgestoken... het loopende waterstraaltje van de spoelbak...

In die omgeving vielen de woorden na elkaar kalm en discreet en de tegenwoordigheid der twee oude juffrouwen was een moederlijke bescherming. Zij waren altijd stemmig gekleed en droegen zwarte mutsen boven het gescheiden haar. Zij waren eenvoudig en goedig, de oudere harder met een vleugje autoriteit, de jongere zachter. Deze was kindermeisje geweest bij Josef Alberdingk Thym. Zij hadden in dat lokaal toen al meer dan dertig jaren bediend, dag in dag uit. Iedere bezoeker respecteerde ze, zei een paar woordjes over het mooie of slechte weer, maar sprak ook nu en dan meer ingaande over de een of andere actualiteit. Lang waren zij samen geweest, zóó samen, dat zij, hoewel geen zusters of familie, op elkaar waren gaan gelijken. Zij zijn nu lang dood.

Vóór de toonbank stonden dikwijls Kloos, Willem Witsen, Hein Boeken, Chap van Deventer en ik en nog anderen van onze groep en hoewel de bezoekers gewoonlijk nooit langer dan een paar minuten aan het inslurpen van hun drankje besteedden, bleven wij langer staan, discussieerend over de waarde van het een of andere gedicht.

Dat De Nieuwe Gids in dien tijd vijandschap had opgewekt, bleek eens toen Frans Lurasco, muziekrecensent van De Tijd, met een minachtenden blik naar ons zijn glas uitdronk en

[pagina 193]
[p. 193]

bromde, dat hij aan De Nieuwe Gids had.... het woord dat Cambronne bij Waterloo aan den vijand antwoordde.

Ik zie nog het vaste gebaar van het lokaal, het zich bukken over de toonbank om het bovenste gedeelte op te slorpen langs den rand van het glas, dat door de juffrouw boordevol was geschonken, maar dat nooit overliep. Kwam dat door de kunst der juffrouwen of door den bijzonderen vorm van het glas?

Ik vertel van glazen en flesschen, van juffrouwen die schonken, van stemmige lokalen en lokaaltjes en dat alles lijkt niet op zijn plaats in literaire herinneringen, maar ik kan niet scheiden wat ons omgaf in dien tijd van dat wat werd. Met de herinnering aan de dingen die in de geesten gebeurden, gaat samen de herinnering aan de omgeving.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken