| |
| |
| |
Critieken
| |
| |
Een decadent.
Maurice Barrès, Sous l'OEil des Barbares.
Is kunst passie of bestaat er alleen kunst zonder passie? Of is er een kunst zonder passie en een andere, die passie is?
De kunst welke passie is, roept passie in den lezer of toeschouwer te voorschijn en geeft daardoor een imaginatief genot. Het is het volgen van hem die vóórgaat. Dit is het lyrisme, hetzij het zich in verzen, roman of drama uite.
Er is een andere kunst en deze is geen passie, deze procedeert niet uit den weerklank van een individu in een ander individu (dat wil zeggen, omdat de kunstenaar het zóó voelt, zal de lezer of de toeschouwer het ook zoo voelen), maar de indruk komt direct uit de natuur in dat lezend of toeschouwend individu.
Terwijl bij de eerste soort van kunst het medium, de kunstenaar, de natuurfeiten tot een breking of steigering brengt, gaan zij bij de tweede soort door den kunstenaar heen, die ze, als ware hij er niet, in het gemoed van den lezer of toeschouwer doet inwerken. Wij naderen dus het zuivere natuurproduct. De naam is goed geweest, men zei: Naturalisme.
De koude kunst staat hooger, omdat zij overeenkomt met de groote koude wetten der groote natuur, die geen medelijden kent. Zij moet koud zijn, anders is zij individualisme. Het recht van het individu heeft veel wijder grenzen en heeft een ruimer veld, terwijl de natuur slechts zóó en niet anders werkt.
Een andere reden van haar hooger staan is de grootere moeilijkheid om haar te produceeren. Daarom zijn zij die daarin hebben uitgemunt, als de beste artisten erkend. Homerus, Shakespeare, Goethe.
Men kan aankomen met het oude praatje, dat ieder- | |
| |
een de natuur op een andere wijze ziet. Dat is mogelijk, maar nooit te controleeren. Doch laten wij aannemen, dat het zoo is, dan nog alleen kan de vraag worden gedaan: Is de kunstenaar met de natuur in overeenstemming? Is er harmonie tusschen de beweging der dingen om hem heen en zijn eigen persoonlijkheid? Zoo ja dan hebben wij de kunst zonder passie, de koude of reine kunst.
Het lyrisme is een aberratie, een afwijking van de natuur. Ik keur daarom deze kunst niet af: zij is er omdat zij er is. Ik constateer slechts. Zij gaat bij den kunstenaar steeds gepaard met een versnelden bloedsomloop en hevige aandoeningen in het hoofd, aandoeningen van genot, zooals bij alle productie het geval is.
Naar aanleiding van den roman zegt Verga, dat er kunstwerken zullen komen uit de hersens der menschen, die zuivere reproducties van de natuur zullen zijn, evenals er bloemen en planten groeien. De kunstwerken, welke Verga bedoelt, zullen genot geven niet door de onstuimige trillingen, die de passies zijn, maar door het gehoorzamen aan de langzame, hooge, harmonische maatslagen, die in de ruimte worden gehamerd door de eeuwig wordende en eeuwig vergaande krachten der zegevierende noodwendigheid. De kunstenaar is hier de geleider, waardoor onvervalscht de bewegingen der natuur vloeien, de heraut van de dingen die nooit door de oogen werden aanschouwd, de bazuin van het juichende leven en de klager van den ondergang.
Omdat hij slechts een middel is geweest, een nederige factor, die zich zelf niet in de hoogte heeft gestoken, zal hij de eerste zijn in de artisten-hemelen der onsterfelijkheid. Doch wee hen, die door de hoovaardij van hun eigen ikheid zich zelf hebben verheven: zij zullen zijn van korten duur en slechts op de stoelen hunner tijdgenooten mogen zitten. Het nageslacht zal hun de deur wijzen, want zij waren alleen zich zelf. Het Ik sterft; het
| |
| |
egoïsme draagt zijn grenzen in zich zelf... Le Moi est haïssable, zegt een Franschman.
Ik ga nu spreken over een anderen Franschman, die deze wet niet heeft nageleefd in zijn werken en daarom behoort tot de categorie der individualisten. Maurice Barrès heeft een werk laten uitgeven, dat hij heeft getiteld: Sous L'Oeil des Barbares. Wie zijn die barbaren? De auteur geeft in zijn boek dit antwoord, niet opzettelijk, maar het ontsnapt hem:
‘Qu'on le classe vulgaire ou d'élite, chacun hors moi n'est que barbare. A vouloir me comprendre, les plus subtils et bienveillants ne peuvent que tâtonner, dénaturer, ricaner, s'attrister, me déformer enfin, comme de grossiers dévastateurs auprès de la tendresse, des restrictions, de la souplesse, de l'amour enfin que je prodigue à cultiver les délicates nuances de mon moi. Et c'est à ces barbares que je cèderais le soin de me créer chaque matin, puisque je dépendrais de leur opinion quotidienne!’
En verder: ‘Nous sommes les Barbares, chantent-ils en se tenant par le bras, nous sommes les convaincus. Nous avons donné à chaque chose son nom; nous savons quand il convient de rire et d'être sérieux. Nous sommes sourds et bien nourris, et nous plaisons, car de cela encore nous sommes juges, étant bruyants. Nous avons au fond de nos poches la considération, la patrie et toutes les places. Nous avons créé la notion du ridicule (contre ceux qui sont différents) et le type du bon garçon (tant la profondeur de notre âme est admirable).’
Men weet dus waar de schrijver het over heeft. De held is een zeker Il, een Hij, anders heeft hij geen naam, hij is een jonge man.
Het verwerpen der banaliteit, het jagen door ongekende sensatiewerelden is een groot voorrecht voor een artist. Ook daar bestaat kunst waar het gewone ophoudt, waar het ongewone zou beginnen, volgens enke- | |
| |
len. Daar is iets te vinden, dat het leven doet trillen, dat het leven opwindt op het spinnewiel van het woord, waaruit sensaties worden geweven voor het gezicht en het gehoor.
Wanneer zulk een artist aan het werk gaat, vallen voor hem uit den rooster zijner hersens weg de gedachten, die hij had toen hij sprak met de caissière, die zat in het buffet van zijn koffiehuis en die hij aanpaste aan de ziel dier caissière, vallen weg de gedachten, die voeren door zijn hoofd bij het lezen van het nieuws der couranten over de ontmoetingen van onbeduidende koningen.
Er zijn gedachtenreeksen, die niet de reeksen zijn van gedachten van reeksen stervelingen. De do majeur van de artisten van het dagelijksche woord en der dagelijksche gedachte kan worden omgezet in de si be-mol of de la mineur van ongewone sensatie-werkingen.
Voor ieder mensch bestaat de zelfde werkelijkheid, laten wij dit ten minste aannemen. De weg van díe werkelijkheid tot de ziel gaat verschillend: Voor de meeste menschen is er slechts één weg, die voert naar hun gevoel. Zij gaan bij hoopen naar de werkelijkheid hunner ziel van de werkelijkheid buiten hen langs dien weg, doch bij een klein aantal verschilt deze manier van opnemen aanmerkelijk. Er zijn hier scherpe verschillen en tallooze nuances.
‘M. Maurice Barrès, auteur d'un livre difficile à comprendre’, zei Francis Magnard in den Figaro.
Het eerste stadium der werkelijkheid wordt door ieder mensch op de zelfde manier begrepen door zijn eigenschap van sociaal wezen. Wanneer gij met Barrès dineert, wanneer hij in de een of andere brasserie een praatje maakt met een beminnelijke bedienster, dan tapisseert hij het weefsel zijner woorden met zeer veel geschiktheid op het nuchtere naakte leven van den dag; maar zoodra is hij niet in zijn kamer alléén bij de be- | |
| |
schermende lamp of de zee van zijn denken en voelen begint te drijven en te stoeien in vreemde richtingen. Hoog gaan de golven van zijn bloed door zijn hoofd en hersenen en phosphoresceeren de gedachten, die wijd lichten in breeden gloed. Dan drijft het wrak der banaliteit naar den afgrond toe en hij zelf zweeft in de lichtende golven zijner verachtende eenzaamheid. Zoo ook is zijn boek.
De vrouw legt haar hoofd tegen het hart van den man en luistert en verneemt niets dan den eentonigen tik tak van het menschenleven, dat voortgaat met den grooten tijdslinger in vaste regelmaat. ‘Créature charmante, pouvait-elle savoir que c'est au front que bat la vie chez les élus?’
Op dit principe is het boek gebouwd. Is het dan wonder, dat na de subtiele redeneeringen van den beminden man, de schrijver zegt: ‘L'enfant si belle, n'ayant d'autre guide que la logique de son coeur, se perdait parmi toutes ces choses; et peut-être s'étonnait-elle, étant jeune et de bonne santé’.
De gang van het menschelijk voelen of denken, de loop der sensaties is constant. Er zijn zooveel variaties als er menschen zijn, doch de algemeene loop is een vaste harmonie. Wij vinden Homerus, Ezechiel, Hiob of Shakespeare mooi, omdat zij de krachtige harmonieën geven, die over de menschenhersenen heerschen. De sensaties hebben hunne glooiingen en hellingen, hunne rotsen en afgronden, hun vlakkende wateren, die wiegelen en deinen naar den adem van den wind. Wij zijn gewoon op te houden hier, door te loopen daar, daar te klimmen en hier te luieren of te drijven op den stilstand der rust. Uit de bewegingen der hersenen lichten de vonken der gedachten; de voorwerpen spiegelen zich af en zenden hun stralen en lijnen en combinaties op andere voorwerpen, weerlichten op de eerste: dit alles gaat volgens vaste en onmiskenbare wetten, die door hun vast- | |
| |
heid aan ons gegeven hebben, wat men noemt de zekerheid of de waarheid.
Doch ziet, daar valt een meteoorsteen uit een onbekende luchtstreek, die stuk slaat de begane gedachtenwegen en bruggen. Zoo is het werk van Barrès. Niet dat dit het eenige zou zijn van de soort, ik neem het alleen als specimen.
Emile Zola en zijn staf hebben het slagveld behouden: zij zenden nog altijd hunne gele meesterwerken uit de Usine Charpentier door de geheele wereld en in zake kunst behoort aan Frankrijk de victorie. De leerlingen zijn echter verder gegaan dan hun meester en bij Francis Poictevin vinden wij het zuiver animale zien van den uiterlijken vorm der dingen. Toen zijn eenige ontevredenen met bleeke gezichten en tengere schouders en knikkende knieën met hoog staande boorden en spitsvingerige handen bij elkander gekomen en zij hebben gezegd: ‘Wij zijn niet de menschen van de burgerlijk dierlijk zware gulzigheid van het animale bestaan, maar wij hebben in Spinoza en Schopenhauer en Spencer en Hartmann de gedachte en haar complexiteit leeren kennen; zij heeft ons een wellust gegeven, die trilt in onze hoofden en juicht in onze hersenen. Vandaar gaat de suggestie uit, die leidt tot de nieuwe sensaties, die wij zoeken; daar worden de akkoorden aangeslagen, die glijden door onze lendenen en sidderen in de toppen onzer vingers.’
En nu gingen zij aan het knippen en het hakken en zij namen weg de tusschenschakels der gedachten en gevoelens en lieten aan het rijke associatievermogen van den denkenden lezer over, het aanvullen van wat weg was gevallen uit de rij der ideeën.
Zoo hebben we gekregen l'art suggestif of het symbolisme. Het symbool is het middel tot suggestie van het schoone.
Ik heb het boek van Barrès gelezen, doch langzaam
| |
| |
ben ik voortgegaan en weinig geboeid was ik door de voortslingerende kettingen van volzinnen. Het gelijkt een doolhof, waarin men zich honderdvoudig weerspiegeld ziet en dien men blij is te verlaten om de volle eenheid van zijn eigen ik terug te vinden onder den blauwen hemel en de steeds weldoende lucht der groote natuurlijkheid.
Het is dan ook een bespiegelend boek, een exemplaar der spiritueele literatuur, een literatuur die wij in Nederland volkomen missen in den anders uitstekenden Dierentuin van onze goede dierlijke letterkunde. Het is zeker een vreemd verschijnsel, dat in verschillende landen van Europa mannen zijn opgetreden, die het goed hebben gevonden om hun gevoelens terug te nemen, de bestaande taalvormen of taalgrenzen als niet bestaande te achten, Dossi in Italië, Francis Poictevin in Frankrijk en in grootere proporties Van Deyssel in Nederland.
Ik kan niet gissen wat in de werken van deze schrijvers het blijvende zal zijn, of geslachten zullen rijzen, die steeds die werken, en ik spreek speciaal van Van Deyssel, als de ark van eeuwig verbond tusschen ziel en kunst door de woestijnen der tijden op hunne schouders zullen dragen en afleveren op de schouders van jongere geslachten, om ze door te geven aan verdere, die komen zullen en weer verzinken.
Doch, en hier moet het er uit: het boek van Barrès zal niet tot volgende geslachten overgaan. Het is te onoprecht als confessie, te verwrongen als kunstwerk. Daarmee is het nog niet veroordeeld. Of de tijd een meter is voor de waarde is een vraag, die nog niet is opgelost, doch die misschien zeer gemakkelijk is op te lossen. Het is een van de vele vragen, die de critiek nog niet heeft aangedurfd, zooals ook de quaestie van den voorrang der personeele of der impersoneele literatuur, met andere woorden of het Ik uit het werk moet verdwijnen.
1887
|
|