trict, de advocaat Jean Tudderen en een dokter uit de stad.
De gemeenteraadsleden in zwarte gekleede jassen, groen door de jaren, de koster, de lange pastoor en het kleine kaplaantje der parochie, de bleeke, blonde dominé der Hervormde Gemeente, zij hadden allen plaats genomen en hier en daar tusschen de oude versleten zwarte jassen straalden de witte blouses van de onderwijzeressen van het dorp, blonde en bruine. Omdat er nog geen electrisch licht was aangelegd, waren op de tafels petroleumlampen geplaatst, prijzen van duiven- of boekvinken-concours door de raadsleden zelf afgestaan of van anderen voor de gelegenheid verkregen. Er waren allerlei gasten: de president der Fanfare, de president der duivenliefhebbers, de president van de fietsclub en die der gymnasten, de zuster van den kaplaan, een dikke matrone, de broer van den koster, schoenmaker van beroep, vol grappen en kwinkslagen, wanneer hij menschen om zich heen had. Dat was dan ook de eenige, die niet een bizonder ernstig gezicht gezet had bij de hooge gelegenheid van het plechtig in gebruik nemen der meubels, uitgezocht na rijp beraad en gekocht door den burgemeester.
Bij de dampende soep, opgedragen door de breede duimen en vingers van slecht gerokte bedienden, was er nog een groot stilzwijgen en alleen een geslurp verstoorde de stilte met schuiven en tikken der lepels in de borden. Ook Jean was onder den indruk, hij voelde zich klein en gedwee en zocht eenige beminnelijke woorden bij den afgevaardigde aan te brengen, die gunstig glimlachend hem joviaal te woord stond. De twee dekens, zware mannen met breede koppen en blauw geschoren roode wangen praatten zachtjes met elkander, terwijl zij stukjes van hun brood afbrokkelden. Zij ook voelden de solemniteit van dit maal, meegesleept door de ernstige, gewichtige gezichten der raadsleden en van den burgemeester, die intusschen bergen zuurkool op hun borden neerflapten en met breede vingeren de gekookte ham in stukjes sneden. Doch bij het derde gerecht, haas met compôte van appelen, was er reeds een druk gesprek ontstaan onder buren en overburen der tafels. Jean alleen was zwijgend en repeteerde