wij niet anders dan hem dankbaar zijn. Zoo heeft hij in zijn vaderland veel tot de verspreiding van de kennis van Vondel bijgedragen en laten we hopen, dat hij het daarbij niet zal laten. Wie weet, of hij nog niet eens een van onze goede auteurs in zijn voortreffelijk idioom zal overbrengen.
Zijn laatste werk is eene vertaling van José Zorrilla's Don Juan. In gladde en gemakkelijke Duitsche verzen vloeien de passieuitingen van Zorrilla's personen voor ons voorbij en boven den waterval der verzen bloeien de lichten van poëzie en humor.
In een zeer zaakrijke verhandeling, die aan het boek voorafgaat, geeft Fastenrath een overzicht der Don Juan litteratuur bij alle volkeren. Hij haalt daarin aan de woorden van Farinelli, die aan Molina het auteurschap van den Burlador de Sevilla betwist, doch, naar Fastenrath meent, ten onrechte.
Hoe het ook zij, de Don Juan van Molina wint het naar mijne meening in breede opvatting der hartstochten, in de groote forschheid van den dialoog, die vaster en toch levendiger in elkaar is geschroefd en in grootere zielsdimensie zich verspreidt met breedere galmen van vreugde en smart.
Fastenrath beweert verder, dat de sage van Don Juan haar oorsprong in het Noorden zou hebben. Gronden voor deze meening haalt hij niet aan; wel zegt hij dat de wetenschap, welke de ontwikkeling der sage bepalen wil, nog niet gecreëerd is. Het is echter de vraag of zulke wetenschap ooit tot stand zal komen, want welke