Voorwoord.
Deze bundel van kritieken, overzichten van boeken enz., bevat grootendeels opstellen, vroeger verschenen in ‘de Nieuwe Gids’ en het Weekblad ‘de Amsterdammer’. Ik heb hoofdzakelijk dat gekozen, wat voor heden en, ik hoop, gedeeltelijk voor morgen van eenig belang kan zijn. Veel ook in het gekozene moet gelezen worden met het oog op het oogenblik, waarop het voor het eerst verscheen. Zoo werd het stuk over Baudelaire opgenomen, alléén omdat het het eerste was wat over dien dichter in Nederland uitkwam; op een oogenblik toen ook in Frankrijk zijne verzen nog niet waren doorgedrongen en alléén de symbolisten en zijn leerling Verlaine met zijn werk bekend waren.
De reden, waarom ik deze stukken en stukjes uit den oogst van het verleden heb verzameld tot een schoof of bundel, was, dat zij mij voorkwamen te bevatten hier en daar blijvende waarheden, gegoten in den vorm van tamelijk zuivere formules. Mogen de waaiende winden der toekomst ze al verspreiden en vervluchtigen, mijn hoop en wensch is, dat er enkele zaadkorrels uit mogen vallen, die zullen doen vermeerderen de gouden velden van proza en vers.
Nu op den huidigen dag in Frankrijk de litteratuur dood is, kunnen wij ons wenden met vastere verwachting tot die der germaansche volkeren en in het bizonder tot onze eigene. Ieder, die kan helpen en medewerken, helpe en werke.
F.E.