En die broederschap...? Daar hebben we die Fransen toch zeker niet voor nodig. Broederschap... dat is hier de ‘naobersjap’, dat is Kleintjes en Somers, daar kun je staat op maken.... altijd.
Gelijkheid....? Hoe durven ze!? De een met honderd bunder, de ander met niks. De een met een kasteel met dertig kamers en zalen, de ander met een hut, net genoeg voor schouw en bedstee. De een met paarden, koetsen, jachthonden, veel vee, knechten en meiden, de ander met 'n geit of 'n konijn. De een met eten en drinken zoveel hij maar wil, de ander met honger die rammelt door z'n darmen.
‘Ja maar.... bedoeld wordt: gelijkheid voor de wet,’ zegt L'Ortye, die zoiets als burgemeester voor de Fransen is. Heel mooi gezegd, maar wie maakt die wetten....? Ah.... juist! Je bent vrij je koe langs de weg te laten grazen, als 'n rijke boer je land heeft afgenomen met die wet op papier in z'n handen.... Ja, ja.... gelijkheid voor de wet!
Maar nu gaat hij sterven, hij voelt het. Joean moet Driek laten komen en Helein moet de pastoor maar gaan halen. Want de pastoor.... ja, die heb je toch wel nodig. Daar is het toch eigenlijk allemaal om begonnen.... dat we weer ‘bij die daar boven’ terecht komen. En alle ellende hier beneden is toch vergeten in de hemel. Hoe zei de vorige pastoor dat ook alweer? Ah ja: ‘Wat baet het den mensch, wanneer hij heel de weireld wint, maar schade lijdt aan sijne ziele....’
Dat klinkt heel aardig, maar 'n klein bunder grond is niet heel de wereld. En als je dat afgenomen wordt.... neen, dan moet pastoor niet met de hemel aankomen. Op die manier kun je alles over je kant laten gaan.....
En dan.... wat is schade aan de ziele? Dat is toch zonde.... Berbke stierf en dat was als straf voor onze zonden. Dat kan ons Heer in de hemel toch niet menen. Wat doen wij nou voor zonden, Helein en ik? We werken hard.... we laten ieder het zijne.... we proberen mensen die nog armer zijn te helpen.... we houden van elkaar.... van onze kinderen.... onze buren.... van iedereen. Van iedereen....? En Bieldermans dan? Ja, Bieldermans.... die heeft geld. Die kan pastoor zoveel missen voor zijn zielerust laten doen als hij maar wil. Dus.... als je maar geld genoeg hebt, dan hoeft je zoon niet in het leger en dan kom je ook nog gegarandeerd in de hemel. De grote boeren zijn daar zo zeker van, dat zij