jaren lang. Over heel zijn leven ligt het waas van een poetische zuiverheid, van een nooit vertroebeld innerlijk, hoe zwaar de bittere werkelijkheid soms drukte. Zijn liefde tot de menschen en heel de schepping Gods roept de herinnering op van den heilige van Assisi, en al dichtte hij geen zonnelied, in zijn ziel klonk de zuivere en volle toon van sterke bewogenheid en liefde, vernomen in de eenzaamheid onder Gods blauwen hemel, toen hij het vee hoedde en den wijnakker spitte in het boerenbedrijf van zijn vader. Medelijden met alle lijden was de hoofdtrek van zijn karakter en groeide in hem samen met zijn liefde tot God. Die naastenliefde, meer dan de buitengewone dingen, die hij in zijn leven kon bewerken, was de mysterieuze kracht, onweerstaanbaar de menschen aantrekkend, geloovigen en niet geloovigen. ‘Je voudrais convertir beaucoup d'âmes’, zeide hij al toen hij nog arbeider was bij zijn vader. Die liefde verwierf hem op ongeloofelijke wijze de genade der bekeering van de zondaars en om de goeden met zacht geweld op te voeren naar een nog volmaakter leven. Daardoor zal dan dit boek misschien ook de belangstelling kunnen hebben van een niet-geloovigen lezer en wat bij oppervlakkigen spotlust kan opwekken, zal aan anderen een weldadige ontroering brengen. Wie echter den pastoor als mede-geloovige kan volgen, hem beschouwend in den gloed van zijn geloof en in de schoonheidsfeer van het katholicisme, zal hem zien als een onvergetelijk wonder.
De eerste biograaf van den pastoor was een jong boerenmeisje van Ars, Catherine Lassagne. Terwijl zelfs zijn confraters nog een beetje spottend lachten om den