de barbaren verklaarden, dat de som, voor mijn losprijs betaald, niet voldoende was, heeft hij zich zelven aangeboden in mijne plaats; maar ik roep God en de heilige Maagd tot getuige, dat ik het nooit zou geduld hebben. Ziedaar alles, wat hij voor mij gedaan heeft; en nu, luister, mijn zoon: ik beveel aan ieder, die den naam van Melfort draagt, voortaan de vriend en dienaar te zijn van zijne heilige Orde.
Nauwelijks hield hij op met spreken, of een man baande zich een weg door de menigte en riep driftig:
- Heer De Melfort, kent gij den naam van uw bevrijder?
- Hij heet broeder Berenger. Ik weet niet, of hij nog een anderen naam draagt dan dien.
- Welnu, ik zal het u zeggen. Zijn naam is Berenger d'Elvaz. Elvaz, verstaat gij het? O, goede meester, mijn waarde heer, voegde deze man er bij, terwijl hij de handen van den broeder met zijne tranen besproeide; ik, ik heb u wel herkend. Melfort sprong, als door den bliksem getroffen, achteruit; hij beschouwde den broeder met vrees, alsof een verrezen doode hem plotseling verschenen was.
- Berenger d'Elvaz, stamelde hij eindelijk, is het mogelijk?
- Ja, het is mogelijk! riep Pieter de Rossige, (want hij was het). Ik zou mijn meester onder duizenden herkend hebben. Ik was zijn lijfeigene, maar hij heeft mij de vrijheid gegeven en ruimschoots in mijn onderhoud voorzien. Ik ben nu een vrij man, een burger der stad, aan hem ben ik dat alles verschuldigd
- En ik ook, sprak Melfort, voor Berenger op de knieën vallend. Dienaar van God, is het dus waar, wat