Lingua, dat is de tonge: leerende hoe de mensche zijn tonghe bedwinghen sal, twelck een cleyn lidt is, maer het can veel quaets ende goets doen
(1597)–Desiderius Erasmus– AuteursrechtvrijDesiderius Erasmus, Lingua, dat is de tonge: leerende hoe de mensche zijn tonghe bedwinghen sal, twelck een cleyn lidt is, maer het can veel quaets ende goets doen. Aelbrecht Heyndrickzoon, Den Haag 1597
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 1702 G 2 [4]
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Lingua, dat is de tonge: leerende hoe de mensche zijn tonghe bedwinghen sal, twelck een cleyn lidt is, maer het can veel quaets ende goets doen van Desiderius Erasmus uit 1597.
redactionele ingrepen
Een deel van de tekst is moeilijk leesbaar. Dat is in deze digitale editie steeds aangevuld met vierkante haken op basis van exemplaar Universiteitsbibliotheek Gent, exemplaar: BIB.ACC.015936.
fol. 9v: endede → ende: ‘ende onderste deel is die tonghe ghevesticht ende ghebonden aen therten besluyt’.
fol. 10r: ? → is: ‘onderlinge eendrachticheyt is, dat so wanneer het eene van hen gequetst is’.
fol. 12r: dedrijven → bedrijven: ‘om vrolijckheyt te bedrijven ist een schalmey, om genoechlijcheyt ende amorensheydt’.
fol. 13v, noot: misprsen → mispresen: ‘Te veel claps te hebben wert eertijts vanden heydenen seer mispresen’.
fol. 13v: (seyt hy → (seyt hy): ‘Dese siecte (seyt hy) heeft alsulcke ongereghelde cracht’.
fol. 14v: Grircken → Griecken: ‘aldersnootste ende mismaectste der Griecken die int belegge ende destructie van Troyen’.
fol. 14v: vtrgeefs → vergeefs: ‘dat is, te vergeefs tierde hy’.
fol. 15r: welspekende → welsprekende: ‘heeft den lof van zijnder welsprekende vernuftheyt’.
fol. 16v: ) → (: ‘(maer met een onwijse ende verdraeyde ordeel ende vonnisse)’.
fol. 16v: volmaeekt → volmaeckt: ‘ende snateren (seyt hy) is hy een seer volmaeckt meester, maer’.
fol. 17r, 17v: het onjuiste paginanummer 13 is verbeterd.
fol. 19r: hadven → hadden: ‘gebracht ende ontfangen hadden, so datter gheen spreecwoort’.
fol. 20v: woodren → woorden: ‘totten welcken als eens een zijn woorden seer lanck ende veel makende’.
fol. 21r: geatht → geacht: ‘geacht, als hy eens over de merct wandelde,’.
fol. 21v: (seyde hy → (seyde hy): ‘Boetschapt (seyde hy) haerlieden dat ick u so langhe tijts verduldichlijck ghehoort hebbe’.
fol. 23r, 23v: en en weten → en weten: ‘Philosophen gheen onderscheet en weten te setten tusschen de gramschap’.
fol. 23v: dusdadige → dusdanige: ‘so dat het gemeyn volc dusdanige plach te seggen, die man clapt hem selven droncken’.
fol. 23v: schandelickeer → schandelicker: ‘Ende hierom ist veel schandelicker te veel claps te hebben dan droncken te zijne’.
fol. 31v: costestelijck → costelijck: ‘Ende het ghene dat costelijck is, bewaertmen met dobbele deuren’.
fol. 37v: alijt → altijt: ‘honden comen, maer altijt gewent ter jacht te gaen’.
fol. 38v: Agesiiaus → Agesilaus: ‘Ick Coninck Agesilaus wensche Menecrato gesontheyt, also maer een woordeken veranderende’.
fol. 40r: alsulckeen → alsulcken: ‘ende onwijsselicke sake soude wesen eenen alsulcken te verwijsen, die soo grooten lof prijs’.
fol. 42r: Photionem → Phocionem: ‘dat Demosthenes Phocionem alleen seer ontsach ende vreesde, maer alle andere Orateurs en achte hy niet veel’.
fol. 59r: perijcker → perijckel: ‘Wat perijckel isser inne gelegen, waert dat sy wijn droncken?’.
fol. 61r: woonachtichtich → woonachtich: ‘int selve huys daer ic op dat pas woonachtich was. Een dief was’.
fol. 63r: geweeest → geweest: ‘vry ende van hem verlost geweest hebben’
fol. 63v: ghelooochent → gheloochent: ‘breet in pijnighen ende tormenten gheloochent, tot dat hy ten laetsten door groote pijnen’.
fol. 66v: warachtith → warachtich: ‘groot verdriet, leerde hy dat het warachtich is, dwelck Hesiodus geschreven heeft’.
fol. 69v: gelooe → gelove: ‘selven alleen door hun menichvuldich liegen het gelove benamen,’.
fol. 77r: fenijge → fenijnige: ‘lastert ende misprijst so seer een quade fenijnige tonge, ende wy verbreyden’.
fol. 79v: spreeet → spreect: ‘Ende corts hier na spreect de selve Syrach:’.
fol. 80r: sonteyne → fonteyne: ‘dwelc den oorspronc ende een fonteyne der ghedachten ende woorden is:’.
fol. 82v: Schiftuere → Schriftuere: ‘dat alleene die de heylige Schriftuere gelooft, ende dese’.
fol. 85v: Aworeuse → Amoreuse: ‘gheacht, als die Amoreuse plaghen te sweeren by Venus, maer wy en makender nv geen’.
fol. 91r: tvlolc → tvolc: ‘Als tvolc van Israhel (walginge hebbende vande Wet Gods)’.
fol. 93r: geuen → genen: ‘dan dese tonghe die den genen die in ellendicheyt ende catijvicheyt was, noch met’.
fol. 96r: schuldith → schuldich: ‘hantschrijft der sonden, waer door wy alle den doot schuldich waren’.
fol. 110v: heefe → heeft: ‘Christus selve ingestelt heeft. Hierentegen salmen nochtans die Papen’.
fol. 115r: malcananderen → malcanderen: ‘ende eet, so siet toe dat ghy niet onder malcanderen verteert ende vernielt wort’.
fol. 121v: verdrgen → verdragen: ‘Het waer te verdragen, waert sake dat een Heyden oft Turc quaet sprake ende blameerde’.
fol. 127r: eeenich → eenich: ‘So wanneer het getier oft tgheblaes van eenich Serpent in u ooren tuytende ende luydende’.
fol. 151r: vetrelt → vertelt: ‘die yewers geschiet zijn verhaelt ende vertelt. Dat hadde nv des Sathans discipel’.
fol. 171r: alsulckken → alsulcken: ‘ende dat hy haer verleenReleerde tonghe’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten.
[fol. 1r]
LINGVA,
Dat is de Tonge:
Leerende hoe de Mensche zijn
tonghe bedwinghen sal, twelck een
cleyn lidt is, maer het can veel
quaets ende goets doen.
In dese sorchelicke tijden, voor alle menschen seer bequaem om
lesen. Inden Latijne beschreven door den hooch gheleerden
ERASMVM VAN ROTTERDAM.
Van nieus na het Latijns Exemplaer oversien ende ghebetert.
Iacobi 1.26.
Ist dat hem yemant onder u lieden laet dancken hy dient Gode,
ende en hout zijn tonghe niet inden toome, maer verleyt zijn
herte, diens Gods-dienst is ydel.
IN s'GRAVEN-HAGHE.
By Aelbrecht Heyndrickzoon. Anno 1597.