De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2947 Van Johann Koler
| |
[pagina 315]
| |
gehouden door me dagelijks te beloven dat hij zijn eigen bode naar Freiburg zou sturen. Had hij dat niet gedaan, dan had ik een eigen bode naar je uitgezonden, zodat je niet gedurende zo lange tijd verstoken zou zijn van mijn brieven en zou denken dat ik je helemaal was vergeten. Maar gelukkig is hier een brievenbesteller uit jouw omgeving aangekomen, zodat ik een geschikte bode had via wie ik je brieven kan beantwoorden. Overigens, beste Erasmus, kan ik nauwelijks zeggen hoe bezorgd ik om je was in deze oorlogswoelingen. Bij ons ging namelijk voortdurend het gerucht dat jouw stad daarginds vol gewapende troepen en krijgsgewoel was, en dat het gevaar bestond dat de vorst van Hessen daar iets in de zin had. Want vermoedelijk is het je niet ontgaan wat hij tegen koning Ferdinand heeft ondernomen ten behoeve van hertog Ulrich van Württemberg, en wat voor veel grotere daden hij nog zal verrichten als de koning niet onmiddellijk het hertogdom Württemberg opgeeft en niet uit eigen beweging verklaart geen wraak te zullen nemen voor alles wat hij voor de hertog van Württemberg heeft gedaan, en daar bovendien een garantie voor geeft. Er wordt namelijk gezegd dat dit de vredesvoorwaarden zijn. Het is nog onzeker of de koning die zal aanvaarden. Niettemin is het onduidelijk op grond waarvan hij ze zou kunnen weigeren, hoe onbillijk ze ook zijn (zoals de meeste mensen vinden); zijn tegenstanders beschikken immers, naar verluidt, over zo'n grote en sterke troepenmacht dat ze met gemak heel Duitsland kunnen bedwingen en onderwerpen, en met hun zo slagvaardige leger het hele machtsgebied van de koning zouden bezetten nog voordat deze in staat is zich voor te bereiden op een oorlog en een leger te rekruteren. Er zijn hier enkele vorsten, onder wie zijne eminentie de kardinaal van Salzburg,Ga naar voetnoot2. hertog Lodewijk van Beieren en Otto Hendrik van de Palts. Zij hebben zich samen met onze bisschopGa naar voetnoot3. opgeworpen om tot een vrede te komen. Naar ik hoor, zijn bovendien hertog Georg van Saksen en keurvorst Johan Frederik bij de koning in Praag om hem aan te raden zijn persoonlijke belangen niet boven de vrede in het land te stellen. Als de koning de heilzame raad van zulke grote vorsten versmaadt, vrees ik dat hij de grootste ellende voor zijn onderdanen en de volledige teloorgang van zijn reputatie en zijn macht teweegbrengt. Maar als de koning zich neerlegt bij de vredesvoorwaarden, mag ik ongetwijfeld hopen dat alles rustig wordt, dat niets meer in de weg staat aan een onmiddellijke bekrachtiging van het nieuwe verbond van de Zwabische vorsten en dat Duitsland eindelijk de vurig gewenste vrede ten deel valt. Wat er zal gebeuren, zullen we binnenkort zien. God geve dat de koning liever vrede wil dan oorlog. Dat wat de publieke zaken betreft; nu het nieuws uit de persoonlijke sfeer. | |
[pagina 316]
| |
Onze vriend Fugger had zich met zijn hele huishouden teruggetrokken op zijn landgoed Weissenhorn, zoals ik je in mijn vorige brief vertelde. Gisteren is hij hier teruggekeerd in de mening dat hij in zijn geboortestad veiliger is dan op zijn eigen landgoederen, hoewel ook hier niet alles zo veilig is en hij zelfs in zijn geboortestad niet door iedereen zo wordt gewaardeerd. Trouweloosheid en wandaden heersen hier alom. Die groeperingen halen werkelijk alles ondersteboven en kunnen niet lijden dat er ook maar iets blijft bestaan dat goed en eerzaam is; alles wordt door hen ontregeld en te gronde gericht. Overigens gedraagt Paumgartner, zeer verstandig als hij is, zich op zo'n manier dat hij naar geen van beide partijen overhelt. Hierdoor wekt hij minder vijandschap en staat hij minder bloot aan haatgevoelens, hoewel niemand bij die mensen gezien is die zich niet bij hun groeperingen heeft aangesloten. Wie niet voor hun leerstellingen heeft getekend, is voor hen zonder meer goddeloos en een slachtoffer dat volkomen is overgeleverd aan alle soorten verwensingen. Hoe waar dat is, ondervind jij dagelijks zelf, tot jouw niet geringe schade. Ik zou duizendmaal liever onder willekeurig welke Scyth, Tartaar of Turk leven dan onder de tirannie van die lui die uitbreekt zodra zij het voor het zeggen hebben, zoals ons hier in Augsburg bijna is overkomen. Maar zo gaat het nu eenmaal wanneer een lichaam stuiptrekt als een romp zonder hoofd. Wat jouw Purgatio betreft, zul je uit mijn bijgevoegde brieven opmaken wat ik ervan vind. Ik wil je niettemin laten weten dat die gisteren ook hier in Augsburg van de pers is gekomen. Want nadat je mij het werk enkele dagen geleden had toegestuurd, heb ik het meteen verzonden aan zijne excellentie onze bisschop, voordat ik wist dat hij hierheen zou komen; bij zijn terugkeer hier gaf hij het me terug. Toen ik het vervolgens met enkele vrienden had gedeeld, omdat ik meende dat het in jouw belang was als het velen in handen zou komen, vertrouwde iemand die jou zeer is toegewijd het werk aan de drukpers toe.Ga naar voetnoot4. Ik weet niet zeker of jij die ijver voor jou zult goedkeuren. Ik kan je niettemin verzekeren dat dat dit alleen is gebeurd uit een grote toewijding aan jou, die ik natuurlijk niet kon afkeuren. Ik zie ook niet waarom het gebeurde jou zou kunnen mishagen, tenzij Froben er enige schade door zou lijden; ik kan me echter nauwelijks voorstellen dat dit in een zo onbeduidende aangelegenheid het geval is. Ik heb jouw Purgatio toegestuurd aan onze gemeenschappelijke vriend Franciscus Rupilius te Rome. Eerst had ik de brief van Luther verstuurd, zodat ze in Rome eindelijk zouden zien hoe geweldig jij met Luther kunt opschieten. Die brief is ook de paus onder ogen gekomen, door toedoen van mijn | |
[pagina 317]
| |
vrienden. Ten slotte werd die uit Rome naar Spanje verzonden, geadresseerd aan de zeergeleerde doctor Matthias Held, kanselier van de keizer. Ik twijfel er niet aan dat ook de keizer de brief zal zien, en diens hele hof. Nu heb ik twee exemplaren van jouw Purgatio naar Rome verzonden zodat ze er één naar Spanje kunnen doorsturen, als ze dat willen. Alle vrienden sporen mij aan alles in het werk te stellen om jou ertoe over te halen Luther niet te willen sparen als de man jou opnieuw belaagt, maar hem in zijn eigen kleuren af te schilderen.Ga naar voetnoot5. Want voor mij staat als een paal boven water dat hij geenszins zal rusten, tenzij Melanchthon tussenbeide komt; naar ik hoor, heeft hij ook in andere, persoonlijke brieven beloofd dat hij over jou zijn vonnis zal uitspreken. Als hij dat doet, zorg er dan voor dat hij begrijpt dat ook jij over een pen en een tong beschikt. Wat je me schreef over die trouweloze nietsnut van jouGa naar voetnoot6. heeft me pijnlijk getroffen. Het is maar al te waar dat vertrouwen nergens veilig is, zoals Vergilius zegt.Ga naar voetnoot7. Er is beslist niets dat mijn geest zozeer kwelt als dergelijke verdorven karakters, die me soms tot krankzinnigheid drijven, vooral wanneer ik voor weldaden en verdiensten een hoop gemeenheden terugkrijg. Maar bij dergelijke tegenspoed is een kalme geest de beste specerij, en niets helpt beter dan te bedenken dat wij geboren zijn om velerlei krenkingen te ondergaan en te verdragen. Ik ben inmiddels bestand tegen dat soort kwaad. Ik stuur je eindelijk de muskaatnoten die ik me drie maanden geleden had voorgenomen te verzenden als een betrouwbare bode zich zou aandienen. Neem die alsjeblieft voor lief, beste Erasmus, van welke kwaliteit ze ook zijn; vanwege de oorlogswoelingen zijn er overal roversbenden en is geen enkele weg veilig. Ten slotte verzoek ik je mij vaak te schrijven, zo dikwijls als iemand beschikbaar is aan wie je zonder gevaar een brief kunt toevertrouwen. Van mijn kant sta ik niet toe dat iemand in jouw richting vertrekt zonder dat ik hem een brief van mij heb meegegeven. En laat me weten hoe het ervoor staat met jouw Prediker,Ga naar voetnoot8. wanneer die het licht zal zien en wat je verder op het aambeeld hebt liggen, want ik weet dat het jou onmogelijk is niets te doen. Zorg er verder voor dat je gezond blijft; moge Christus jou altijd voor ons bewaren. Gegeven op de feestdag van Sint Johannes de Doper, 1534 | |
[pagina 318]
| |
In plaats van één krijg je drie uitvoerige brieven, en zoals je gevraagd had, vertellen ze van alles over van alles, zodat je me niet van luiheid kunt betichten. Je herkent je vriend Koler Aan de hooggeleerde professor in de heilige godgeleerdheid Erasmus van Rotterdam, zijn buitengewoon geleerde en geachte vriend. Te Freiburg |
|