De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2929 Van Ambrosius von Gumppenberg
| |
[pagina 290]
| |
de mijne was gevoegd. Ik wilde bovendien niet aan de pen toevertrouwen wat die bode persoonlijk zou overbrengen, aan wie u uw volle vertrouwen kunt schenken enz. Voor het overige is er nu niets dat het waard is erover te schrijven, behalve dat ik u een briefGa naar voetnoot3. van de heer Sepúlveda en het antwoord doorstuur. Ik verzoek u ons te willen antwoorden zodra het kan. Verder doe ik opnieuw, beste vriend Erasmus, een ernstig, dringend en klemmend beroep op u eindelijk uw aandacht te richten op de verdelging van die nieuwe sekten en verdorven doctrines. U mag de leerstellingen van de kerk die we tot nu toe vroom in acht hebben genomen en die we van onze voorvaderen hebben gekregen, niet verzaken en er niet van afwijken. Spant u zich in om de katholieke kerk ongeschonden te bewaren, verzet u zich met daden en raadgevingen tegen de aanslagen van degenen die de kerk en haar torens of lichaamsdelen vanuit loopgraven aanvallen. U zult (gelooft u mij, want ik zeg niet zomaar wat) een zaak volbrengen waarvan u geen spijt zult hebben. Eens zult u erkennen dat ik u de raad van een vriend heb gegeven. Wat u in het vervolg nog zult uitgeven, moet u aan de paus opdragen; zorgt u ervoor dat een of twee exemplaren naar mij toegaan om die namens u aan zijne heiligheid te laten zien. Als dit niet gemakkelijk gaat met een onbekende bode, stuurt u ze dan toe met uw eigen bode. U hoeft zich geen zorgen te maken om de betaling van zijn loon, we vinden wel iemand die dat op zich neemt. Wat u ook doet of schrijft, denkt u eraan dubbelzinnigheid te vermijden, om te voorkomen dat uw geschriften verschillende boodschappen afgeven. U moet juist onverschrokken en openlijk zeggen wat u van alles denkt. Ik verzoek u nadrukkelijk in alle vriendelijkheid open te staan voor deze aansporing. Ten slotte vraag ik u wederom, zoals ik kortgeleden heb gedaan, mij een geletterde, intelligente jongeman met een goede hand van schrijven te willen toesturen. Ik zal hem, als hij zich tenminste wil onderwerpen aan tucht, rijkelijk voorzien van prebenden en ervoor zorgen dat hij er profijt van trekt door u naar voren te zijn geschoven, zoals u nog beter zult begrijpen uit de briefGa naar voetnoot4. van de heer Franciscus Rupilius. Ik verwacht zijn aankomst dan ook tegelijk met uw antwoord. Het ga u goed, sieraad van de mensheid. Rome, 29 april in het jaar 1534 na de geboorte van Christus Uw zeer gehoorzame dienaar Ambrosius von Gumppenberg, apostolisch protonotaris, eigenhandig ondertekend Aan de hooggeachte heer Desiderius Erasmus van Rotterdam, vererenswaardig als een vader. Te Freiburg |
|