2926 Van Ambrosius von Gumppenberg
Rome, april 1534
Het begin van deze brief is niet bewaard gebleven.
Verder, allerbeste Erasmus, heb ik behoefte aan een arme jongeman aan wie ik de vertrouwelijke zaken die ik links en rechts te schrijven heb, veilig kan toevertrouwen; ik zal hem rijkelijk voorzien van goddelijke geschenken of prebenden, voor het geval hij zich in het vervolg aan de godsdienst wil wijden. Als u daarom iemand bij de hand heeft die bedreven is in de Latijnse welsprekendheid, die gebrek lijdt (want de rijken zijn hoogmoedig) en die zijn hand onder de roede vandaan trektGa naar voetnoot1. (want mannen van een gevorderde leeftijd wensen niet te worden gecorrigeerd), weest u dan zo goed die naar mij toe te sturen zodra het kan, en ik zal ervoor zorgen dat hij er profijt van trekt door u naar voren te zijn geschoven, als hij dat tenminste zelf wil, en u daarvoor altijd erkentelijk zal blijven. Het ga u goed, en geeft u me zo snel mogelijk antwoord in deze zaak.
Ambrosius von Gumppenberg, eigenhandig ondertekend