2920 Aan Bonifacius Amerbach
[Freiburg], 11 april 1534
Gegroet. Op mijn gezondheid zal de Heer toezien. Wat de belediging betreft: laat alsjeblieft die ijdele woorden achterwege. Ik zou mezelf nog eerder wantrouwen dan jou. Er zijn zaken waarmee ik wacht totdat je hier bent. De pijn is verdwenen; wel heb ik een weke maag, maar dat is niets nieuws. Damião is daarginds. Over de rest hebben we het als we onder elkaar zijn.
Het ga je goed. Meteen na het middagmaal, 11 april 1534
Erasmus, waarlijk de jouwe.
Het zegel van je briefGa naar voetnoot1. bestond uit een mengeling van rode en groene was. Ik wil graag weten of jij dit hebt gedaan.
Aan de hooggeachte heer Bonifacius Amerbach. Te Bazel